ingericht; in dit huis nam de Man niet alleen, naar de oor
spronkelijke bedoeling, slechts de behoeftige zieken op, maar
zooveel mogelijk allenook de gegoedenen ging zooveel hij
kon elk verkeer van hen met gezonden tegen.
Hij zegt daarbij„In dit alles werd ik niet weinig onder
steund door voornoemde Commissie, die uit de buitengewoon milde
giften van Zeelands ingezetenenniet alleen voor goed voedsel
en wijn, maar ook voor nieuwe kleeren kon zorgen, terwijl de
oude werden verbrand of begraven. Ofschoon velen dezen maat
regel als overtollig en verkwistend hebben beschouwdzoo geloof ik
toch, dat zoo iets niet opweegt tegen het gevaar van uitbreiding
der ziekte in de heete dagen van Augustus, vooral wanneer men
let op de slordige levenswijze dezer menschen."
Ik vraag II nu, dit lezende, was dit inderdaad geen krachtig
en zelfbewust geneeskundig handelen?
Half September verliet de Man Arnemuiden, daar de genees
heer Oveksluijs was hersteld en de epidemie geweken. Er waren
toen in het nood-ziekenhuis 102 lijders verpleegd geworden
De verdere verhandeling is gewijd aan een nauwkeurige alge-
meene beschrijving der ziekte, terwijl ook wordt uitgevischt waar
de eerste patient vandaan was gekomen en hoe de besmetting
zich van menscli op mensch, van huis tot huis, had voortgeplant.
Merkwaardig is nog wat de Man zegt van de scherpe en be
smette lucht der lijders op de zaal. Hij liet daar tegen een gat
zagen in de zoldering en constateerde dat daardoor een benauwende
reuk naar boven steegwaaruit zegt de Man „schijnt te blijken
dat de in dit geval met smetstof bezwangerde lucht niet, zooals
de oorzaak der najaarskoortsen en het koolzuur, de onderste
luchtlagen alleen innam." Al zijn wij van een andere meening,
dat gat in den zolder zal wel verfrisschend hebben gewerkt.
Alles te zamen genomen moeten we getuigen dat de Man in
Arnemuiden uitstekend werk deed, en dat, mocht er ooit in
Arnemuiden behoefte ontstaan aan een monument op de Markt,
de Man's borstbeeld daar met heel wat meer recht zou staan,
dan dat van Mezger in Domburg.
Het tweede geschriftDe cholera asiatica in Zeelandis een
lijvig boekwerk, geschreven in samenwerking met Dr. J. C. van