26 de Nederlandsche geneeskundige wereld en droeg krachtig bij tot de erkenning van de cholera als echte infectie-ziekte. Het derde geschrift dat ik noemde: Het verschijnen en de verspreiding der variolae te Middelburg in 1855, is weer geheel geschreven in den pïbttigen verteltrant, de Man eigen. Het ver haalt ons op de gemoedelijkste wijze hoe een schipper aan het Sloe zijn knecht, ten name Pasveer, afzet en met een vigilante naar Middelburg stuurt, naar het Gasthuis, waar de jongen weldra blijkt pokken te hebben. I)at geschiedt 10 December 1854; de patient sterft 10 dagen later, maar daarmee was de geschie denis lang niet uit, integendeel. Zoetjes aan verspreidde de infectie zich door het Gasthuis, en van daar door de stad. Eerst naar den buurman die direct naast het Gasthuis woonde, en zoo verder. Ja, van de stad uit ook weer verder, het eiland in, o. a. naar Grijpskerke. Met groote nauwkeurigheid en dikwijls vermakelijke bijzonder heden, wordt ons de infectie-gang geschilderd. Ten slotte wordt de epidemie overwonnen onder voortdurend inenten. De Man kondigt dat einde aldus aan: „Eindelijk zij nog vermeld dat de heer Stads-apothekerdie de beleefdheid gehad had, om bij de eerste Guyton-de Morveau'sche berooking in het Gasthuis behulpzaam te zijn, zijne hulpvaardigheid be loond heeft gezien met een varioloid." De openlijke publicatie van deze zoo hoogst onpleizierige ge schiedenis, heeft, dat staat vast, een zeer grooten stoot gegeven aan het besef dat een nieuw Gasthuis dringend noodig was. Maar dit niet alleenook op de wijze waarop dit zou kunnen geschieden, heeft de Man grooten invloed geoefend. Allereerst beklaagt de Man zich over het feit, dat de wetge ving het vervoer der besmettelijke zieken niet regelt. Hij zegt: „Ik wil in de eerste plaats opmerkzaam maken op het feit dat een schipper, die in Dordrecht reeds eenen zoon aan boord ver loren had aan kinderziektemet een zieken knecht vrij vertrekt langs onze binnenwateren, aan onze stranden dien patient aan wal zet, zonder dat de autoriteiten daar iets van weten, terwijl vervolgens die lijder vervoerd wordt met een vigilante, waarin welligt een half uur later weder een ander zat te rijden."

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1915 | | pagina 74