46
nagenoeg gansch Oostburg en voor een deel ook de omstreken
van Sluis, Heille, Aardenburg en St. Kruis 2) te zaïnen met
het al van eeuwen herwaarts verdronken land van IJzendijke 3)
een archipel, 0111 zoo te spreken, van killen, slikken en schorren
die, bij laag water op de hoogste plekken droog loopend, bij
springtijden en hooge vloeden zich als één onafzienbare water
vlakte vertoonde, waaruit slechts de bouwvallen van torens en
kerken opdoken. Toen Prins Maurits in 1604 het gewest voor
de Staten veroverde, hielden behalve Sluis alleen de stadjes
Aardenburg en Oostburg met het eiland Cadzand het hoofd boven.
Was Aardenburg, hoe vervallen ook 4), nog altoos eenigermate
bevolkt gebleven 5), binnen Oostburg heerschte op dat tijdstip
zoo groote verlatenheid, dat de wolven er alle nachten uit een
put op de markt kwamen drinken 6). Betrekkelijk gunstig stak
hierbij af de toestand op het eiland Cadzand. Niet dat zijn be
woners van geen oorlogsleed konden medespreken. In het begin
van 1584 bijvoorbeeld zonden, volgens een Brugsch kroniek
schrijver van die dagen, „de heeren van Brugge soldaten uit,
een groot gedeel, om te gaan verbranden het Cadzand en al dat
1) De watering van de Oude Yevewaartoe Schoondijke en Oostburg behoor
den vloeide omstreeks 1585 zie het octrooi tot bedijking van den Ilenricus bij
Oostburg van 21 Maart 1615 in Groot Plakaatb. II blz. 1905. Uit dat octrooi
blijkt tevens dat van bet gebied van Oostburg alleen de Veerhoek, een poldertje
van maar 270 gemeten, was gespaard gebleven.
2) Volgens Roos, a. w. blz. 46, 47 vloeiden deze in 1582 of 1583. Vgl. voor
den toestand aldaar resp. in 1587 en 1604 Strada De bello belgico decas 11
liber VIII, en Pompeo Giustiniano, Delle guerre de Fiandra Anversa 1609, p.
98, 99.
3) Van IJzendijkerambacht groot 28000 gemetenwaren al in 1408 meer
dan 26000 gemeten door de zee verslonden zie de Procuracie van die van Brugghe
opt veranderen van den transporte van Vlaenderen van 1408 bij Priem Précis
analytiquelie Série, T. VI p. 155. Tn het octrooi tot bedijking van een
schorre benoorden IJzendijke in 1614 (Groot Plakaatboek II blz. 1901) heet
het dat het kwartier gevloeid had gelegen over de 200 jaren.
4) Brief van de Utrechtsche gedeputeerden te velde van vóór IJzendijke aan de
Gedeputeerde Staten van Utrecht van 14 Mei 1604 bij Dodt van Flensburg,
Archief voor kerkelijke en wereldlijke geschiedenissen IV blz. 324; Van Meteren,
Commentarien ofte memoriën, ed. van 1608 fol. 91.
5) Zie Janssen en van Dale, Bijdragen T blz. 166 en II blz. 367.
6) HuNNrus, Zeeuwsche Buiseblz. 31.