48
beloofde. Van nu aan namen Noord-Nederlandsehe, inzonderheid
Zeeuwscheondernemers de taak over, voorheen verricht door de
handelsvorsten en edelen van Vlaanderen, de Bladelins, de De
Baenstex, de Adornissende Mettexeye's en anderen, en vielen
met zulk een ijver aan het dijken dat eerlang de ploegschaar
weder door de akkers sneed, waar sinds 1583 de golven over de
verdronken landen hun spel hadden gedreven. Voor wie tusschen
1610 en 1615 den noordelijken rand van het gewest bezocht
was het een lust om te zien hoe bij Breskens 1)in Baarzande 2)
in den Baanstpolder 3)in de Groede 4)de handen zich repten
hier de stompen of nollen van een ouden zeedijk weer aaneen
hechtend, daar een geul afdammend welke de werking der getijden
had uitgewoeld, ginds waar de dijken totaal waren weggeslagen
een nieuwen dijk opwerpendhoe men overal bezig was in één woord
om het verloren terrein op de zee te herwinnen en voor verdere
verwoestingen te besehutten. Wat deerlijke verwoesting de inun
datie op sommige plaatsen had aangericht, toont bet voorbeeld
1) De herdijking van Olid- en Jong-Breskens is blijkens het Weesboek vau
Breskens tot stand gekomen in 1610. Al in 1595 was namens den hertog van
Kleef, als ambachtsheer, aan de Staten van Zeeland verzocht „de heerlijkheid van
Breskenszand weder in state te mogen brengen alsmede „dat de landzaten aldaar
vrijelijk wonen en hun nering doen mochten," wat door de Staten werd afgewezen
„in aanziening des tijds en dat de vijand hem aldaar zocht te prevaleeren tegen
deze landen Resolutie Staten van Zeeland 4 Augustus 1595.
2) De thans tot de watering van Baarzande behoorende Steenen- en Heeren
polders zijn resp. herdijkt in 1610 en 1615 (zie Janssen en van Dale Bijdragen
III blz. 334, 345), het daaraan palende gedeelte van de Watering in 1610, zoo
als vermeld wordt in een acte van 21 Juni 1614 (in het Museum Catsianum op
de Universiteits-bibliotheek te Leiden), waarbij Jacob Cats c. s. de tienden over
draagt aan de bedijkers Jan Lambrechtsen Coole c. s. Aan laatstgenoemden was
bij resolutie van de Staten-Generaal van 22 Januari 1610 octrooi verleend tot her
dijking van de Steene-, Buzer-, Gistelaar-, Heeren-, Willem Gole- en Geerstenpol-
ders alsmede twee of drie daarnevens liggende „kleine polderkens alle tsamen uit
brengende omtrent de 6 a 700 gemeten." Met die kleine poldertjes moeten blijkens
de resolutie van het Vrije van Sluis van 16 Maart 1610 bedoeld zijn de Parasijs-
en Pieter de lloode's polders.
3) Het octrooi van herdijking werd verleend bij resolutie Staten-Generaal van
26 Mei 1611.
4) De Groede is herdijkt in 1613 zie Janssen en van Dale Bijdragen III
blz. 344.