WILLIGE DECKETEN EN TOOVEBU
/'f/
DOOR
Mn. A. MEERKAMP VAN EMBDEN.
De zoogenaamde „decreetrol" van Terneuzen uit de 17e eeuw,
waarin de procedures voorkomen betreffende overdrachten van
onroerende goederen bij willige en onwillige decreten, heeft met
menig ander archiefstuk de eigenschap gemeen, dat de inhoud
weinig geschikt is om te dienen tot uitspanningslectuur. Niet
temin zou een eventueele raadpleger van deze rol, die belang
stelde in oude volkszeden en gebruiken, getroffen worden door
een merkwaardige reeks stukken over een beschuldiging van toovenj
uit het jaar 1674, welke zoo weinig in het deel schijnt thuis
te hooren, dat in oude archief-inventarissen werd aangeteekend, dat
dit proces bij vergissing op deze plaats is terecht gekomen. Nu is
het zonder twijfel mogelijk, dat een enkele akte door onoplettend
heid in een verkeerd register wordt ingeschreven, maar dat dit
zou hebben plaats gehad met een geheele serie van stukken,
loopend over een tijdvak van meer dan een half jaar, lijkt niet
zeer waarschijnlijk. Immers zou de vergissing reeds bij het
registreeren van het tweede stuk opgemerkt en de fout hersteld
zijn geworden. Blijkbaar heeft dus in ons geval de secretaris of
de klerk opzettelijk bij voortduring een bepaald deel voor de
boeking gebruikt, overtuigd, dat hij daarmede juist handelde.
Doch hoe kon hij in de meening verkeeren, dat de genoemde
bescheiden aangaande het halsmisdrijf van tooverij op hun plaats
waren in het rolboek der uiterst onschuldige decreten? Om dit
te verklaren is het vooreerst noodig met een enkel woord in
Archief 1915 8