43 waaronder eene briefwisseling tusschen Jacob, zijn broeder Coknelis en den zoon van laatstgenoemde, Mr. Lenart Cats. De brieven voldoen in velerlei opzicht aan weetgierigheid als die van Busken Huet, hierboven vermeld. Doch eenig voorbehoud dient te worden gemaakt. Zij behooren 11.1. tot eene verzameling Catsiana, die in hoofdzaak betrekking hebben op het beheer der goederen van de familie. De geschiedenis der collectie kan helaas niet meer worden nagegaan, maar daar we weten, dat bij den dood van Jacob Cats de stukken betreffende de Zeeuwsch-Ylaamsclie bezittingen bij de rentmeesters bleven berustenmogen we aannemen, dat onze collectie ten behoeve van een dezer huisbeambten is bijeengebracht en in diens geslacht bewaard bleef. Het nadere doel, met de stukken beoogd, impliceert dus reeds eenige eenzijdigheid. Inderdaad geven zij niet rechtstreeks een kijk op de ontwikkeling van Cats als dichter. AVel echter is er uit te leeren hoe de verhoudingen waren in zijne familie, hoe deze tot welstand geraakte, hoe Cats zich gedroeg in den dagelijkschen omgang, en, daar wij ons zullen beperken tot den tijd, dien hij als rechtsgeleerde en econoom te Middelburg doorbracht, nl. de jaren 16031633, wordt liet ons tevens duidelijk hoe zijn gezin leefde tijdens het Twaalfjarig Bestand. Ten slotte blijkt het dan wellicht mogelijk eenige conclusies te trekken ten opzichte van Cats'" wezen en karakter. Bij uitstek trekken ons juist die jaren aan, doorgebracht op Walcheren, den trots en het geluk van talloos velen, waarop tot in onze dagen de woorden van den middeleeuwschen dichter, met eene kleine variant, kunnen worden toegepast „Walcheren, bloeiende lusthof, hoezijtgij voor and'ren gezegend, Eijk aan schatten des geestes en vromen zin der bewoners" 2). Cats verdeelde er zijn tijd tusschen Middelburg en zijn buiten verblijf „Munnikenhof" te Grijpskerke. Verschillende werken, die iu dit tijdvak ontstonden, de „Sinne- en Minnebeelden", „Maeghden- 1) Frederics, t.a.p., Tjlz. 261. 2) Emienrich over Reichcnau. Vgl.V. v. Schemel, Ekkehard, hoofdstuk V en noot 93.

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1927 | | pagina 120