44
vóór 1541, was de vader van Adiiiaan, Matthijs en Salome
Cats. De dochter Salome trouwde in tweede huwelijk Gerbrand
Gerbrandsz, de zoon Matthijs studeerde te Leuven, bleef Katholiek
en bracht het tot Provinciaal der Minderbroeders in Nederland.
Adiiiaan, geboren te Brouwershaven omstreeks 1535, overleden
aldaar in 1599 of begin 1600, huwde Leenken Breijde, over
leden 13 Mei 1579, en daarna (vóór Maart 1583) Jolente de
Grande, die na zijn dood hertrouwde met jonkheer Jan van
Heule en nog in 1603 als diens weduwe voorkomt.
Uit het eerste huwelijk werden geboren Counelis Cats, 1560
1625, twee dochters en Jacob, 15771660; uit het tweede
huwelijk een zoon Matthijs, eene dochter Leenken en nog twee
zoons. Cats zwijgt in zijne berijmde levensbeschrijving nagenoeg
geheel over zijne vier broeders en drie zusters. Uit de brieven van
Jacob aan zijn broeder Cornelis, den burgemeester van Brouwers
haven, en aan diens zoon Lenart, advocaat te 's-Gravenhage,
treedt nu een der onbekende halfbroeders van Jacob en Cornelis
in het volle licht. „Heden", schrijft Jacob 12 Augustus 1614 in
statelijk Latijn aan Lenart, „heden heb ik iemand bij mij genoodigd,
die met de laatste schepen uit Indië is teruggekeerd (hij was chef
der factorij van de Oost-Indische Compagnie op Amboina). Hij heeft
onzen Salomon, zooals deze mij ook reeds schreef, heel goed gekend
en hij vertelde mij veel over het bedrijf van onzen bloedverwant.
Salomon is daar altijd gezond geweest zoolang hij van ons weg is,
Gode zij lof, die bewerke, dat hij zoo tot ons moge terugkeeren"
„Over onzen Salomon komen uit Indië niets dan goede be
richten", schrijft Jacob aan Lenart den 15en November 1615.
„Dezer dagen", gaat hij voort, „kreeg ik bezoek van een jonkman,
1) „Hodie inditavi virum qnendain qui ultimis hisce navibus ex Jndijs redijt
(propositus is erat mercature in Amboina nomine socictatis Indicae), Is Salomon!
nostro valde (ct ipse Salomon ad rue iam seripsit) perquam familiaris fuit. Ille
multa mihi quid ille noster agat in istis pavtibus particulatim retulit. At noster ille
Salomon vivit ac valde viguit ac valuit toto isto tempore quo a nobis abfut sine
intervallo aliquo adverse valetudiuis, Deo gratia, qui faxit ut isto profere valetudiuis
cursu ad nos possit redire."