53
seijde o. a., dat ick Abraham Adrtaensen in het passeeren door
Vlissingen soude aenspreken". We zijn tusschen haakjes in het
jaar der beklimming van den St.-Jacobstoren te Vlissingen door
den 7-jarigen Michiel Adrz. de Euijter. „Laet mij oock weten
vorder off men van hier eenige spijsen sal senden, als twe
pasteijen ende twe hespen, met eenige cleijnicheijt voort lesten
(dessert). Nu mijn huijsvrouwe int bedde leijt, sal (ick) dit wat
moeten besorgen. Laet oock eens een peert op Bresande J) senden
off den schuijtman van der Groede herwaerts cooinen sal ende
off hij precijs Maendagh ons van hier soude connen dienen om
des kockx gereetschap te voeren. Anders soude hier een ander schip
moeten huijren."
De jonge Cornelis Cats, van wiens geboorte hier sprake is, werd
5 Juli 1617 gedoopt. Hij is slechts enkele jaren oud geworden.
Behalve levensmiddelen werden nog andere zaken meegenomen
om het verblijf in de buitenhuizen aangenaam te maken. 20 Juni
1615 meldt Cornelis uit Brouwershaven aan zijn zoon in Den
Haag „ïck gae morgen ofte overmorgen met mijn huijsvrouwe
ende ons meijssen naer der Groede, met meijninglie van daer vijff
ofte ses weecken huijs te houden. Hebbe middelertijt Gerbrant,
onsen cosijn, alle mijne saecken bevolen. Sal sijen of ick over een
maent een snapreijsken thuijs sal connen coomen om op sijnen
handel te letten. Ick schepe van hijer drije dorschseijlen met liaer
behouftenoock mijnen Gentsche wagen, dewijle ick hem alhijer
desen soomer niet gebruijcken en sal".
Jacob Cats ging, ondanks zijne drukke bezigheden in verband
met de talrijke loopende processen, zelf ook herhaaldelijk naar
Groede. 25 April 1614 is hij juist uit die bezitting teruggekeerd.
12 Augustus van dat jaar spoort hij zijn neef Licnart aan om
ook weer eens mee te gaan. „Twee maal," schrijft hij, „ben ik
reeds zonder u naar Groede geweest en reeds overweeg ik eene
derde reis. Moet ik die nu ook weer zonder u ondernemen Dat
1) Breskens, waar blijkbaar de schipper op Walcheren woonde.