62 M., dat in dezen brief wordt genoemd, Jacomijna van Muijlwijck, afkomstig uit Dordrecht, met wie Lenart inderdaad eenige jaren later (1619) in het huwelijk trad. In het laatst van 1615 wordt er sterke druk op Lenart ge oefend om voor goed naar Zeeland terug te keeren. Een brief van Jacob d.d. 9 December van dat jaar, behelst o,a. het volgende: „Dat je vader het huis van Jacob van Borssele te Brouwers haven heeft gekocht, heb je meen ik vroeger reeds gehoord" Dit is blijkbaar het huis, dat Cornelis volgens zijn reeds geci- teerden brief van 8 November voor Lenart deed vertimmeren. 10 Januari 1616 deelt Jacob zijn neef mede, hoe diens vader nu van meening is, dat Lenart spoedig zijn verblijf zal moeten veranderen 2). Maar nog weet deze zijne verhuizing tegen te houden. In Maart echter staat het tijdstip van zijne terugkomst vast, al zijn er blijkbaar moeilijkheden in verband met Lenart's huisvesting bij Cornelis van der Pol, want op den 16en van die maand vraagt Jacob: „Wat zullen wij hier over je logies zeggen? Overleg gij daarginds eens, die er volledig over kunt oordeelen, wat liet nuttigste is en wat er gedaan moet worden. Wij weten volstrekt niet hoe daar moet worden gehandeld. Over je andere zaken zullen wij het, als God wil, hebben als je in April bij ons bent. Vrat er verder hier en te Brouwershaven ge schiedt zul je in bijzonderheden lezen in den brief van je vader, die hierbij gaat. Vaarwel, neef, en kom met den goeden God op den dag, dien je ons hebt genoemd" 3). 1) „Patrem domum Jacobi Boiisalii Brouwershavie emisse credo te antehac intellixisse." 2) „Pater tuus censet domicilii mutationem prorsus e re tua esse ob multas causas, quas hic nou exprimo." 3) „De hospitio tuo hic quid dicemus? Tu ibi commoditates ponderas et quid facto opus sit, deliberas cum plenaria cause cognitioue. Nos quid rerum ibi geratur prorsus ignari sumus. De ceteris tuis rebus cum hic eris iu Aprili nimirum Deo volente agemus. De aliis que hic et Brouwershavie aguntur particulatim ex patri» tui litteris hic adiunctis intelliges. Tu iam vale, mi nepos, et adsis ad diem quem nobis dixisti cum bono Deo."

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1927 | | pagina 144