66 en hij werd een der eerste verbreiders in Zeeland van eene leer, die, sterk reageerend tegen het theoretisch hervormd Christendom, zooals het in 1618 op de Dordtsche Synode werd vastgelegd, later zulk een geweldigen maatschappelijken invloed zou krijgen De goede mensch bestaat voor Teellinck niet, maar de natuur dient te worden ingeperkt door het streven naar een vroom leven. Dat Cats met hem bevriend was, blijkt uit verschillende lof dichten op Teellinck, maar nadere bijzonderheden aangaande hun omgang zijn helaas in de brieven van Cats niet te vinden. Hunne geesten komen in vele opzichten overeen. Ook bij Cats treffen wij den voortdurenden strijd tusschen zinnelijkheid en geestelijk leven aan, die het scherpst wordt uitgebeeld in zijn werk, getiteld „Selfstrijt;" het is voornamelijk gewijd aan de ge schiedenis van Joseph en de vrouw van Pothifak. Cats' leer was reeds bekend; een afzonderlijk werk werd gewijd aan zijne denkbeelden over weldadigheid, n.l. de „Gedachten op slapelooze nachten," lang na zijn dood, eerst in 1689, te Brugge voor het eerst uitgegeven. Pietas, vroomheid of Godzaligheid, vormt het kernwoord zijner geschriften. Die pietas kan zich uiten in elk leven, in alle levensomstandigheden. De qualificatie „Godvreezende moneymaker", die Büsken Huet als eene beschimping op Cats toepast, bevat voor Cats geene tegenstelling. Niet het rijk zijn aan geld en goed acht hij laakbaar; op het juiste gebruik der door God geschonken rijkdommen komt het aan. „Goederen te besitten en van deselve niet beseten te werden, is een werck van Godsalighe wijsheijt", leeren de „Sinne- en Minnebeelden". Evenals Teellinck wil hij stichten door het goede aan te prijzen in eene slechte wereld, welke bij voortduring voorondersteld blijft. Het nieuwe, dat de brieven ons brengen, is dit, dat Cats in alles trachtte zijn leven met zijne leer te doen overeenstemmen 1) Zie over de parallel loopende stroomiugen van piëtistischen aard in Neder land en Engeland in de 16e en 17e eeuw: W. Goeters, Die Vorbereitung des Pietismus in der lleformierten Kirche der Niederlande bis zur Labadistiscben Krisis 1670, S. 21 ff. Over Willem Teellinck bandelt het Leidsche proefschrift van W. J. M. Engelberts, Amsterdam, 1898.

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1927 | | pagina 148