«7
in gestadige beoefening van de praxis pietatis. Wij zien liem in
zijn trouwhartig huwelijksleven, in zijne lijdzaamheid onder tegen
spoed. Eenvoudig is zijne huishouding ingericht. Mevrouw Cats,
de patricische Elisabeth van Valkenburg, houdt zich aan de
zede van den tijdx) om als huisvrouw zelf het eten te koken.
Verdraagzaam toont Oats zich tegenover een lastigen, ziekelijken
broeder, tegenover een weifelzuchtigen zwager 2). Hij steunt moreel
zijn neef Lenaut, geldelijk zijn arme nichtje en in alles erkent
hij Gods leiding.
Deze overeenstemming tusschen leer en leven doet ons thans
Cats kennen als in zekeren zin een man uit één stuk. Busken
Huet meende eene tegenstelling te speuren waar zij ontbreekt.
Waar zij wel voorkomt is zij vooreerst een gevolg hiervan, dat
Cats een sterk levend, concreet of volledig denkend mensch was.
Zinnelijkheid en geestelijkheid vormen de polen van zijn wezen
en dit onderscheidt zich qualititief niet van dat zijner mede-
menschen. Het verschil is gradueel. Bij den begaafden en krach-
tigen Cats verschijnt de spanning duidelijker dan bij doorsneelieden.
Cats toont op hoekige, piraegnante wijze den rijkdom der facetten
van zijn geest en van zijn karakter. Dies moest hij botsen met
velen zijner tijdgenooten en aanstoot geven aan talrijke later
gekomenen.
Opmerkelijk is het overigens, dat in de brieven geene enkele
platte uitdrukking voorkomt. Dat de werken ervan overstroomen
moet dus stellig minder nog worden verklaard uit eene persoonlijke
voorliefde van den schrijver, dan uit den letterkundigen smaak van
zijn tijd, die auteurs als Joiian de Beune voortbracht en waaraan
figuren als Breeiioo en Roemer Visscher waren voorafgegaan.
1) Zie: G. D. J. Schotel, Het Oud-Hollandsch huisgezin in de 17e eeuw, 2e
uitgave, blz. 312.
2) Een ondubbelzinnig getuigenis over Cats' aangename omgangsvormen is te
vinden in een brief van Dokotmea van Doep d. d. 24 Maart 1624; zie: J. A.
Worp, De briefwisseling van Constantijn Huygens, I, (Rijks Geschiedkundige
Publication, 15), blz. 154.