XXIX lecties uit de Zeeuwsche fauna zijn toegezegd, maar nog niet ingekomen. Het ligt voor de liand, dat men zich in deze afdeeling vooral toelegt op de natuurlijke historie van Zeeland. Daar echter een algemeen natuurhistorisch museum, zooals in menig ander provinciaal centrum in ons land te vinden is, overigens in Zee land ontbreekt, heeft het Genootschap ook hierin te voorzien en moet getracht worden in de beperkte ruimte zoowel aan de al- gemeene als aan de bijzondere eischen zoodanig te voldoen, dat volksontwikkeling, onderwijs en wetenschap ermee gebaat zijn. De inrichting der kabinetten wijst duidelijk aan, dat ook vroegere beheerders, waarschijnlijk van de oprichting af, ongeveer hetzelfde beoogd hebben". Een verslag over het Zeeuwsche herbarium bleef uit. Het verslag der Commissie voor Zeeuwsche Eolklore met IV bijlagen volgt thans „De samenstelling der Commissie, genoemd in het verslag over 1925, namelijk: H. J. G. Hartman, voorzitter, J. Kreune, secretaris-penningmeester, Dr. YVS. Unger en A. van der Weijde, leden, bleef ongewijzigd. Een lijst der in 1926 door de Commissie verkregen voor werpen is als Ie bijlage hierbij gevoegd. In bijlage II van dit verslag zijn de namen der donateurs genoemdeen der donateurs, de lieer J. H. Boasson te Amsterdam, kwam in 1926 te overlijden. Uit de als bijlage III bij dit verslag gevoegde lijst der cor- respondeerende leden blijkt, dat daarin de naam van C. E. de Deckere, Burgemeester van Clinge te Nieuw-Namen, niet meer voorkomt. De heer De Deckere is in 1926 overleden. In verband met het (niet tot uitvoering gekomen) voornemen van den secretaris-penningmeester om uit de provincie te ver trekken, werd liet in 1925 voorgenomen onderzoek naar ge bruiken als gaaischieten e. d. vertraagd.

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1927 | | pagina 35