XXXIX
de namen heeft bewaard, die op de uitgescheurde bladen stonden,
en bij het slot daarvan is aangeteekendFinis indicia nominum
tomi primi" (Einde van den index der namen van het eerste
deel). Is er nog een tweede deel gevolgd?
Deze vraag brengt ons tot het weinige, dat over de geschiedenis
van het gezelschap kan worden medegedeeld. Plaatselijke studenten
gezelschappen waren ook elders in zwang. Mejuffrouw C. J.
Welcker, archivaris der gemeente Kampen, publiceerde in het
maandblad van het genootschap „De Nederlandsche Leeuw", XLIIen
jaargang (1924), een register van dezelfde soort als het onze, be
treffende de Gelderscli-Overijselsche Studentenvereeniging aan de
Utreclitsche Iloogeschool, 16351671. In de inleiding merkt de
bewerkster het volgende op: „Yoldeed het wapen niet aan de
heeren van het college, in dit geval waarschijnlijk de jury, dan
was soms een galg de straf". Bij een der namen staat de ons
reeds bekende aanteekening: „Non satisfecit collegio" en er is
eene galg met drie muizen bij geteekend. Het schijnt niet al te
gewaagd om te veronderstellen, dat de beteekenis van de Utrecht-
sche denigreereiide aanteekening dezelfde is als de overeenkomstige
in ons handschrift, want het is wel duidelijk, dat men te Utrecht
bij de oprichting van het gezelschap het voorbeeld van het
Zeeuwsche of een ander plaatselijk college te Leiden heeft gevolgd.
Het werk van Dr. P. C. Molhuysen, Bronnen tot de geschie
denis der Leidsche Universiteit, (R.G.P.), onderricht ons eenigs-
zins over het bedrijf der plaatselijke gezelschappen. In de verga
dering van curatoren, gehouden 8 Februari 1629, worden „de
professor Burgersdijck, Rector Magnificus, mette proff. Walaeus
ende Gunaeus als gedeputeerden van de Senaet, versocht om onder-
richtinge te doen o. a. opte onbehoorlicke nationale collegien van
de studenten". De gevraagden voldoen hieraan en brengen eenige
voorslagen van remedie te berde, die zij, met „de gelegentheyt
der voors. collegien" in geschrifte zullen stellen (II, 145). De
schriftelijke memorie van den Senaat wordt gelezen in de ver
gadering van 15 Mei en men besluit haar in te brengen ter