XL
Statenvergadering en een placcaat tegen de „insolentien" uit
te lokken (11, 146). Dit heeft succes; bij decreet van 27 Sep
tember 1629 verbieden de Staten van Holland het houden der
collegiën (II, 212*). De duidelijkheid, waarmede het stuk de
grieven tegen de vroolijke heeren opsomt, laat niets te wenschen
over.
Eenige jaren geleden zeggen de Staten werden ettelijke
collegiën door studenten opgericht, niet alleen van provincies maar
ook van steden, welke gezelschappen ook de rustige studenten
dwingen lid te worden. Wie weigeren toe te treden worden met
„uitstampen" bedreigd zoo zij publieke disputaties willen houden,
d. w. z. men maakt zooveel lawaai, dat zij niet aan het woord
kunnen komen. De colleges heffen contributie hij het komen en
vertrekken der leden en bij gelegenheid van openbare disputatiën
en de pot wordt in onbehoorlijke maaltijden verteert, „alwaer
dan groote wulpsheyt ende onmaticheyt gepleecht worden, waer
uyt gemeynelijck twist ende gevecht, selffs onder de lantsluyden,
dickwils oick straetschenderie en glaessmijten, als zij dronckeu
zijnde scheyden ende naer huys gaen, volcht ende ontstaeteyn-
deliick, dat als een student om sijne delicten gevangen es, andere,
die van de selve provincie ofte stadt zijn, vergetende ende aen
de sijde stellende het respect, dat sij hare overheyt schuldig zijn,
tsamen komende ende sich bij den anderen vougende, alle middelen
aanwenden om den Rector ende Rechters te perssen den gevangen
te ontslaen ende los te laten". Om deze redenen verbieden de
Staten het oprichten en hij wonen van dergelijke colleges en com
parities, evenals het afdwingen van zoogenaamde penale maal
tijden aan de groenen, „op peyne dat de pretense Pretores, Assessores,
ende die de boecken bewaren, gelijck oick, die de voorseyde
maeltijden afpersen ende doen geven, gerelegeert sullen werden
uyt de Universiteyt ende stadt Leyden voor den tijt van twee
jaren enz.".
De uitwerking van het placcaat is kort van duur geweest. Na
de uitvaardiging komen tot Eebruari 16-31 geene inschrijvingen