2
Een vijftal steenen, die toch niet zonder belang zijn, vindt
men bij Espérandleu niet vermeld, n.l.
le. De goedbewaarde steen (zonder beeldwerk) met opschrift:
Deae Nehalenniae T. Elavi Eortunat. Lib. Primitius Y. S. L. M.
thans in 's Kijks Museum van Oudheden te Leiden; afgietsel in
ons museum no. 23; L. J. F. Janssen (De Pv-omeinsche beelden
en gedenksteenen van Zeeland, Middelburg, Abrahams, 1845,
met atlas van 19 platen) no. 34.
2e. Steen met opschrift: Deae Nehalenniae ob merces recte
conservatas M. Secund. Silvanus negotiator cretarius Britannici-
anus; kleine fragmenten in ons museum no. 43; Janssen no. 32;
vgl. mijn jaarverslag in dit „Archief".
3e. Steen met opschrift: Deo Neptuno Octavius Ammius
V. S. L. M.Janssen no. 13; geheel vernield bij den brand
van de kerk te Domburg 1848.
4e. Steen met opschrift: Deae Burorine etc.; in ons museum
no. 31; Janssen no. 36; in 1756 of '57 aangetroffen in den
gevel van een huis te Domburg; vgl. PL M. Kesteloo „Domburg"
(Middelburg, Altorffer, 1913) p. 88.
5e. Steen met opschrift: Hereuli Magusano M. Priminis
Tertius Y. S. L. M.; in ons museum no. 26; Janssen no. 14;
in 1514 gevonden aan het strand te Westkapelle; vgl. mijn
jaarverslag in dit „Archief". Ygl. over Hercules Magusanus o. a.
E. Norden, Die Germanische Urgeschichte in Tacitus Germania
(Leipzig, Berlin, Teubnee, 1922) p. 176180, 492494.
De beide laatstgenoemde voorwerpen belmoren wel niet met zeker
heid tot den Nehalennia-tempel, maar moeten toch evengoed als de
andere op Walcheren gevonden votiefsteenen en inscripties vermeld
worden. Ook vallen deze vijf stuks strikt genomen niet onder de defini
ties van „Bas-reliefs, statues et bustes"daar Esperandieu echter an
dere dergelijke steenen in zijn werk wel heeft beschreven en afgebeeld,
geloof ik niet, dat dit de reden is waarom hij ze weggelaten heeft.
Ook kan nog worden opgemerkt, dat no. 6656 niet te Leiden,
doch in ons museum te Middelburg is.