6 zaak eindigt in dezen zelfden tijd ook elders in ons land aan de benedenrivieren en aan de kust de Romeinsclie cultuur; in Lim burg loopt deze langer door, maar ook daar is haar rustige bloeitijd in 350 na Chr. of reeds eerder voorbij (vgl. J. H. IIol- weuda, Nederland's vroegste Geschiedenis, Amsterdam, v. Looy 1925). Wij mogen dus wel concludeeren, dat door politieke oor zaken, niet wegens watergeweld, de Nehalennia-tempel verlaten is. Tot vrijwel dezelfde conclusie kwam ook H. G. van Grol (Nieuwe Rotterd. Ct. 3 Dec. 1926 Avbl.) op grond van een collectie bij Domburg gevonden munten, die deel uitmaken van de schenking, door den Burgemeester van Ylissingen aan het Stedelijk museum aldaar gedaan. Met het oog op de bcstudeering van de Romeinsclie cultuur op Walcheren moet men zich erover verheugen, dat dank zij deze schenking wederom een deel der Domburgsche muntvondsten in een openbare Nederlandsche ver zameling is komen te berusten.

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1927 | | pagina 84