13
tot een geheel vereenigde. Ongeveer veertig jaren nadien sterft
in 1275 de Heer van Maldegem, die in zijn testament onder
meer vermaakt: „ad passagium de Oestende Wulpen XI solidos".
De beteekenis van deze woorden vinden we nader toegelicht in
de „annales" 4). Het bedrag moet namelijk daartoe dienen, de
kostelooze overvaart van Wulpen naar Cadsant en omgekeerd voor
arme menschen te helpen bewerkstelligen. In een ander testament
vermaakt in het jaar 1292 de Heer van Werheim een belang
rijke som aan een godshuis St. Maria op Wulpen. Volgens
Nagtglas 2) moet dit later in een klooster „Bethanie" zijn ver
anderd, wat evenwel niet zeggen wil, dat hier het bewuste klooster
uit Kudrun moet worden gezocht.
Een oorkonde van het jaar 1330 3) meldt, dat de dorpen Aven-
kerke, Briellen, Oestende en Romboudtsdorp op Wulpen tot het
dekanaat Aardenburg behooren en daaraan hun kerkelijke belas
tingen betalen. De veronderstelling schijnt niet gewaagd, dat
Wulpen in deze jaren een goed bevolkt eiland is geweest, welks
bevolking zich met vischvangst en landbouw bezig hield. Helaas
bleef het niet voor groote rampen bespaard.
De aanhoudende Noordwesterstormen, gepaard aan hooge zee,
veroorzaakten in 1377 een ontzaggelijke overstrooming, een groote
ramp. De westelijke helft van het eiland verdween en zonk naar
den bodem der zee. Hunnius 4) geeft daarvan de volgende be
schrijving: „Voor de Wielingen, het Eyland Coesant, lag noord
west, wat hooger op, de heerlijkheid Schooneveld, doen ter tijd
en ten tijde van Guy van Dampier 1280) noch een Eyland
med een kerke, kasteel en huis van plaisance, maar nu (1377)
med al de Waterduynen overloopen is: de Dullaere en de Hont
daarover spelende: Runckendorp, Avekerke, Westende al vergaan,
1) Anuales de la Société d'Emulation, Brugge, Deel VIII pag. 354.
2) Zeelandia Illustrata, Middelburg 1880, Deel II pag. 519.
3) Annales, Deel V pag. 211.
4) Hunnius. Het staatische Vlaanderen of de Zeeuwsche Buise, Middelburg z. j.
Opdragt pag. d.