123
Vlaanderen werd den Schotten in het najaar van 1468 ver
boden, en van eind 1468 tot April 1470 was de stapel te
Middelburg gevestigd, toen Napare, blijkbaar ontevreden
over het uitblijven van de hem toegezegde belooning, den
terugkeer naar Brugge bewerkte1). Toch werd de band niet
geheel verbroken. Robert Coldon werd in 1470 naar Gent
gezonden „tot de nacie van den Schotten om tydinge van
himluden te hebbene", en naar Brugge tot Napare2). En
zoodra rezen in Vlaanderen niet weer moeilijkheden, of de
Schotten onderhandelden over verplaatsing van hun stapel
naar Middelburg. De stadsrekeningen van 1472 en 1473 be
vatten tal van posten betreffende hierover gevoerde bespre
kingen, waarbij Napare en Coldon deze verdronk jammer
lijk op een zijner reizen naar Schotland wederom een rol
speelden3). Een beslissend resultaat werd toen vermoedelijk
niet bereikt; in 1476 werd weer onderhandeld4), en in 1477
beloofde Edinburgh te zullen trachten. Middelburg's wen-
schen te vervullen .doch moest tevens melden, dat de koning
nog geen beslissing had genomen5). In 1478 echter schijnt den
Schotten te Brugge de maat volgeloopen en kwamen zij „mit
hoiren scepen ende coopmanscappen" binnen Middelburg 6).
Vijf jaar bleven zij daar in 1483 herwon, althans tijdelijk,
de stad aan het Zwin het pleit7). Maar stapelstad of niet,
in toenemende mate trok Middelburg tegen het einde der
15e eeuw de Schotten aan. Niet alleen in genoemde jaren van
den stapel, doch ook daarna, tot 1507, maken de stads
rekeningen geregeld melding van de aldaar gewogen Schot-
sche (en Engelsche) wol8). De kleine geschenken, die be
ll Bronnen III no. 261 en noot. Voor hetgeen hem was betaald, zie
ook Bronnen II p. 354.
2) Bronnen II no. 256, Smit, Bronnen I, no. 1615.
3) Bronnen II nos. 257, 258, III no. 274 Smit. a.w. no. 1685.
4) Bronnen II no. 261.
5) Bronnen III no. 284 Rooseboom p. 28. Hierbij behoort wellicht
ook het schrijven van Dundee, Bronnen III no. 287. Wijngeschenken
(Bronnen II p. 364, 365) ontbraken ook dit jaar niet.
6) Bronnen II p. 372 Smit, Bronnen I nos. 1827, 1844.
7) Bronnen III no. 315. 8) Zie hierachter bijlage II.