45
Hij was de eerste Borssele, die Popkensburg bezat. Toen
Reygersberch zijne kroniek schreef (1550), behoorde het slot
aan Maximiliaan van Bourgondië. Diens vader Adolf had het
in 1518 geërfd van zijne moeder, Anna van Borssele. Het huis
Borssele was toen stellig nog zeer bekend, maar het is te
begrijpen, dat Jan van Popkensburg vergeten was. Verwonde
ring behoeft het dus niet te baren, dat Reygersberch en zijne
tijdgenooten de stichting van het kasteel, niet in een bepaald
jaar maar in de eerste helft der 14e eeuw, toeschreven aan
Claes van Borssele.
Jacob van Grijpskerke vermoedt, dat Claes het kasteel heeft
hersteld 1Ook dit is mogelijk. Maar ik geef er de voorkeur
aan als volgt te redeneeren.
De commandeur van Zandvoorde noemt zich reeds in het
Latijnsche charter van 9 Juni 1268 2Johannes de Popping-
borg, naar een toen dus bestaand kasteel. Ware de mede-
deeling van Reygersberch juist, dan zou Claes van Borssele,
die in 1357 overleed, dit slot door een nieuw hebben doen
vervangen. De rechthoekige burg, dien wij uit de afbeeldingen
kennen, zou dan zijn gebouwd op de plaats van een ouder,
dus waarschijnlijk rond of ovaal, gebouw. Uit het artikel en
de bouwkundige teekeningen van den heer Bourdrez, genoemd
op blz. 30, blijkt echter niets van sporen eener oudere be
bouwing.
Nu de zaken aldus staan, lijkt het geene gewaagde gissing,
dat Reygersberch ten onrechte Claes van Borssele heeft be
schouwd als den stichter van het kasteel. Jan van Popkensburg
zal zijn slot veeleer zelf hebben doen bouwen, het een naam
hebben gegeven en er zich naar hebben genoemd.
Van de kerk bij het kasteel wordt het eerst gewag gemaakt
in een stuk betreffende het jaar 1323 3Reeds hieruit blijkt,
dat Smallegange's en Ermerins' opvatting van Reygersberch's
bericht niet juist kan zijn.
1't Graafschap van Zeeland, blz. 250.
2) De Geer, a.w., nr. 542.
3) Van Mieris, a.w., II, blz. 306.