56 vermelden dienaangaande niets. Veeleer blijkt daaruit van toenemende bedrijvigheid in de zoutnering. Mogen enkele aanteekeningen uit de notulen van Wet en Raad van Middel burg op het terrein door ons in het oog gevat betrekking hebbende in verband daarmede hier een plaatsje vinden. 13 Mei 1690. is goedgevonden aan de supplianten te weten Laurens de Potter en Albertus Macquet toe te staan op het schorre teynde van den havendycq daar het gerichte deser stat op staet te mogen bouwen en laeten maecken een soutkeet met ses a seven pannen en deselve laeten bewercken met hun eygen volck en beswore meeters en de maeten gebruycken als tot Arnemuyden en met soo- danige vrij- en onvrijheden als de keeten op den dijck staan. 28 Maart 1699. Het request van Pieter Kappeyne, borger en inwoonder alhier om op den dijk van het Noorderhoofd aan 't eynde van de haven te mogen stellen een gebouw bequaam tot het rafineren van zout is gestelt in handen van d' heeren The sauriers omme te examineren en daarna rapport te doen. 11 April 1699. Naar het gebed en resumptie is gehoort het rapport van d' heeren Thesauriers, hebbende geëxamineert het request van Pieter Kappeyne breeder gementioneert onder de notulen van den 28en der naastvoorgaande maand, en is dien conform na deliberatie den suppliant zijn versoek toegestaan, mits voor de plaatse die zijn gebouw zal beslaan jaarlijxs een raison nabele chijns aan de stad betalende, waarover d' heeren The sauriers werden geauthoriseert met hem te accorderen. 16 Januari 1700. Naar het gebet en resumptie is gelezen een request van Laurens de Potter en Albertus Macquet te kennen gevende hoe dat zij supplianten van haar Edel Achtbare op den 13 Mey 1690 zijn geauthoriseert te mogen maken tenden de haven deser stad op het schorre eenige zoutkeeten alsmede te ge- bruijken de mate als die tot Arnemuijden, dat zij supplianten iterative reijsen aen de geinteresseerde voor de zoutkeeten van

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1936 | | pagina 120