65 Voorts sal den boekhouder gehouden zijn telkens, wanneer hem iets voorkomt daaraan de Societeijt gelegen is zulcx aan den heer president bekend te maken, en ingeval Sijn Edele sulcx noodig oirdeelt, zal alsdan den boekhouder ordonneren de Societeijt te convoceren, en zal een ider geintresseerde gehouden wesen op die convocatien te compareren, op de verbeurte van drij schellingen en vier grooten vis, siekte en absentie buijten de stad gexcuseert. Eindeling beloven de contractanten als luijden van eere tot nut en voordeel van deze sociëteit alles te sullen toebrengen wat eenigsints in haar vermogen sal wesen en malkanderen desen contracte te zullen praesteren, onder verband en renun ciatie als naar regten. Aldus gedaan en gepasseert binnen Middelburg voornoemt. Present Abraham Aarnoutsz. en Theophilus Bate, alhier als getuigen." [Volgen de handteekeningen] Hiervoren zagen wij, dat reeds in 1690 door Wet en Raad van Middelburg aan Laurens de Potter en Albertus Macquet was toegestaan ,,op het schorre teijnde van den havendijcq daar het Gerichte deser stad op staet" eene zoutkeet te bouwen. In 1723 behoorde deze zoutkeet, welke stond tus- schen „het Gerechte dezer stad en de vaart naar Arnemuiden met het polderken land daar annex", aan de kleindochter van Albertus bovengenoemd, mejuffrouw Sara Macquet, gehuwd met Johan de Laver, koopman te Middelburg. Mejuffrouw Macquet beweerde niet alleen gerechtigd te zijn tot de zoutkeet met het daaraan grenzende poldertje, hetgeen reeds door haar grootvader bij contract van den 20 Juni 1698 van den Heer van Nieuwerkerke in erfpacht was verkregen1), maar ook nog tot een stuk van het schor „ten noord-oosten van haar afgedijkt polderken gelegen", hetgeen toen reeds door de sociëteit der Zaagmolens van den Heer van Nieuwerkerke in erfpacht was verkregen. 1) Oud-archief Middelburg. Instrumenten van notaris Johan Tresenier, nr 174. Archief 1936 5

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1936 | | pagina 133