66
Om in het vervolg moeilijkheden te voorkomen werd tus-
schen partijen den 28en Januari 1723 voor den notaris Trese
nier eene overeenkomst gesloten, waaraan het volgende is
ontleend Juffrouw Macquet verklaarde, dat zij ten behoeve
van de sociëteit de Zaagmolens zou afstaan dat gedeelte'van
genoemde buitenschorre, waarop zij uit krachte van een
contract van erfpacht nog eenig recht of actie zou kunnen
maken en beloofde verder nooit aan iemand ter wereld van
het terrein, dat zij in bezit had, te zullen „verhuren, verkoopen
of anderzints uitgever, om daarop zaagmolens te stichten op
poene van twintig duizend Carolijguldens, ten behoeve van
de sociëteit de Zaagmolens". De sociëteit der Zaagmolens
verbond zich wederkeerig op haar terreinen nooit zoutketen
te stichten eveneens op poene om bij het niet nakomen
dier belofte aan juffrouw Macquet of hare nakomelingen
twintig duizend Carolijguldens uit te betalen. De sociëteit
der zaagmolens verbond zich verder om op hare kosten
tusschen haar terrein en dat van juffrouw Macquet te laten
maken „een dulve tot afscheidinge van de beide erven
ten minste van twaalf voeten water breedte, en aldaar voor
haar Edele's rekening onderhouden, gelijk mede tot koste
als boven, stellen en voor altoos onderhouden een hekken op
den dijk tot afscheidinge van de beide erven."1).
Zooals in artikel vier der stichtingsacte was voorgeschreven,
is men nog in hetzelfde jaar 1723 met het indijken van het
door de Sociëteit „De Zaagmolens" in erfpacht verkregen
schor en het bouwen van zaagmolens aangevangen.
Op eene kaart van den Zaagmolenpolder in 1724 vervaar
digd door J. de Munck2), ziet men reeds drie molens, ge
naamd „De Houtnegotie", „De Phoenix" en „De Gekroonde
Burgt benevens drie blokken huizen, elk van drie woningen
en nog twee houtloodsen.
Vervolgens waren er in den polder de noodige balkgaten
met eene groote „komme" gegraven tot bergplaats der balken.
1) Oud-archief Middelburg. Instrumenten van notaris Johan Tresenier,
nr 174.
2) C. de Waard. Kaarten en teekeningen nr 508.