72 zich alleen terrein tot vergrooting zijner scheepstimmerwerf 4), waarop der Sociëteit werd toegestaan het maken eener be kwame zoodanige werf annex de reeds geconcedeerde ter lengte van 11 a 12 roeden2). Hierna verkreeg zij nogmaals een gedeelte van stads- mestput ter lengte van negen ;a tien roeden in erfpacht tot het maken van eenen houttuin voor wagenschot 3), voor welk terrein het stadsbestuur de bekaaiing bekostigde4), en kort daarop ook nog het recht in de haven buiten den boom tegenover den wagenschothouttuin een schuitenhuis te laten maken voor berging van een vaartuig voor vervoer van hout 5 Ten slotte bewijst het feit, dat het stadsbestuur op een verzoek om op stadskosten de werf buiten de Dampoort te mogen vergrooten en in te richten tot het bouwen van groote schepen daarvoor 700 vlaams ter beschikking stelde, welke voordeelen men zich nog van den scheepsbouw voorstelde6). Natuurlijk moest eene industrie als deze op een eiland gelegen en een ruw materiaal verwerkende, dat zoo goed als uitsluitend moest worden ingevoerd door de scheepvaart worden gevoed. Van een der eerste schepen van haar in de vaart weten wij, dat zij daarmede niet gelukkig is geweest. Uit eene acte te Middelburg op 14 Juli 1723 verleden voor notaris Tresenier zien wij, dat dit schip, genaamd ,.De Jager in de boomen", was gestrand. Waar wordt niet vermeld, maar een deel der lading was te Brouwershaven en te Goedereede geborgen. De rest zou men ook nog trachten te redden, waaraan men dagelijks met 16 a 18 man en eenige spannen paarden bezig was. De kosten werden echter zoo hoog, dat de Sociëteit besloot in geval die meer mochten bedragen dan de assurantie-pennin- 1) Notulen van Wet en Raad van Middelburg van 22 Maart 1732. 2) Idem 5 April 1732. 3) Idem 7 Maart 1733. 4) Idem 14 Maart 1733. 5) Idem 1 en 22 Augustus 1739. 6) Idem 13 Januari, 18 en 24 Februari en 10 Mei 1742.

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1936 | | pagina 140