86 land en de eigenaars der zoutketen zitting had, in rooskleu rige verwachting niet morrende aanvaard. r Of er nu verband bestaat tusschen het moeten aanvaarden van laatstgemelde verplichting die aanmerkelijk financieele verplichtingen tot onderhoud van genoemde sluis met zich bracht en de kort daarop gevolgde verandering in de directie der Sociëteit blijkt niet. Dit is evenwel zeker, dat de heer J. C. Andriessen op 27 October 1820 uit de vennootschap is getreden, waarop met ingang van 1821 Cornelis le Nobel tot hoofd-directeur werd benoemd onder de firma Le Nobel en Co. Aan dezen werd op 20 Januari 1845 zijn zoon Christiaan als mede-hoofd-directeur toegevoegd. Na zijns vaders dood in 1849 werd deze met ingang van 1 Juli van genoemd jaar alleen als directeur gecontinueerd met toevoeging van den heer A. H. G. Fokker als plaatsvervanger in geval van ziekte of uitlandigheid. Christiaan le Nobel is tot zijn dood (28 Mei 1859) op betrekkelijk nog jeugdigen leeftijd nog geen 40 jaar directeur gebleven en werd in de circulaire van zijn doodsbericht door de Sociëteit herdacht als directeur aan het hoofd eener zaak, die onder zijne leiding in bloeienden staat mocht verkeeren." In hoeverre dit juist is moge men uit onderstaande berekening en cijfers over den gang van zaken opmaken. Eene „Beschouwing over de werkzaamheden met de Zaag molens. in verband met daartoe vereischt wordend debiet om dezelve met succes ook in betrekking tot het genot van een redelijken interest van het negotie-kapitaal gangbaar te hou den", opgemaakt door Cornelis le Nobel Jr, over zes molens in 1840, en over vijf molens in 1843 betoogt nl. Vier molens kunnen bij eene goede directie zagen 12000 balken, avans ƒ1,75 21000,— Twee molens 700 dennen a 18,12600, Voorts verkoop van 10000 dorschvloerdeelen a ƒ0,15 1500, 4000 vlot- en slijpdeelen a ƒ0,10 400,- Transporteeren 35500,

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1936 | | pagina 154