108
heeft voorgedaan, wettigt het vermoeden dat hij te Schoon-
dijke thuis hoorde en daar in de samenleving zekeren rang
innam. Vergelijkt men verder het schrift van het stuk met dat
van den toenmaligen Schoondijkschen notaris en gemeente
secretaris Abraham de Smidt, dan ligt de gissing voor de
hand dat men dezen als den auteur heeft te beschouwen, en
in die meening worden wij versterkt wanneer wij in aanmer
king nemen dat, toen het Schoondijksche notariskantoor,
achtereenvolgens beheerd door hem, zijn zoon Willem Cor-
nelis de Smidt en zijn kleinzoon Willem Cornelis de Smidt
Junior, na het overlijden (in 1919) van den laatstgenoemde
werd opgeheven, het handschrift met meer andere bescheiden
is overgegaan aan den heer Mijs, notaris te Oostburg, met
wiens kantoor het Schoondijksche werd vereenigd.
Wie van den inhoud kennis neemt zal zich ongetwijfeld
met mij over de beschikking van wijlen den heer Mijs ver
heugen, want het verhaal is inderdaad de lezing wel waardig.
Vlot geschreven en helder gesteld behelst het een beknopt
overzicht van de krijgsbedrijven, welke zich in 1830 en 1831
in het vierde district en vlak over de grenzen hebben afge
speeld. Gelijk de lezer aanstonds bemerken zal neemt onze
schrijver geen blad voor den mond. Zoo hij de fermeteit roemt
van sommige met name door hem genoemde gemeenten, de
bevolking van andere, insgelijks met name door hem aan
geduid, wordt door hem onverholen gegispt. De houding, door
Ledel bewaard tot kort vóór de aankomst van De Ponté-
coulant te Oostburg, en diens besluit om op 1 November 1830
op Breskens terug te trekken doen hem. naar men tusschen
de regels door leest, twijfelen aan het beleid zoo niet aan
de goede trouw van dien bevelhebber. De handelwijze van
Bouricius bij het Hazegras op 5 Augustus 1831 ontgaat zijn
afkeuring evenmin.
Aan het slot noemt de schrijver zichzelf een ..opregt vriend
van zijn Vaderland" en wij gelooven hem op zijn woord, want
uit zijn gansche geschrift spreekt innige liefde voor den ge
boortegrond en trouwe aanhankelijkheid aan Koning Willem,
die er den scepter voert. Voor de Belgische opstandelingen.