112
De tijding van het ontstane oproer verwekte ook in'dit
distrikt veel verontwaardiging bij het weldenkende gedeelte
der ingezetenen. Ik zeg het weldenkende gedeelte der inge
zetenen, want ook een gedeelte derzelve helde naar de zijde
des oproers over. Om dit regt te verstaan dienen wij een blik
op de bevolking van dit gewest te werpen en daarbij eenige
oogenblikken stil te staan.
Het tegenwoordige 4de district der provincie Zeeland,, te
voren Staats-Vlaanderen, is grootendeels bevolkt met af
stammelingen van die ongelukkige Protestanten, welke ge
wetensdwang en vervolging na het verbreken van het edict
van Nantes door Lodewijk den 14den uit hun geteisterd
Vaderland hadden verdreven. Deze waren en zijn nog, op
weinige uitzonderingen na, ijverige Nederlanders en met hart
en ziel aan Vaderland en Vorst verknocht.
Door de ruim 20 jarige vereeniging van dit gewest met het
voormalig departement der Schelde, waarmede hetzelve een
gedeelte van de Fransche Republiek en daarna van het
Keijzerrijk heeft uitgemaakt, waren vele grondeigendommen
in handen van ingezetenen uit de naburige Zuidelijke provin
ciën gekomen, hetgeen door de vereeniging dier zelfde ge
westen met de Noordelijke tot één koningrijk sterk was
toegenomen1). Op die goederen waren met der tijd meestal
pachters, almede uit de Zuidelijke Belgische gewesten ge
komen, gesteld en met dezelve waren nog een aantal andere
neringdoende lieden en arbeiders in het district komen wonen.
Dit was vooral langs de zuidzijde van het district het geval.
Deze lieden waren natuurlijk den Belgen genegen, en ofschoon
te klein in getal om zich aan de omwentelaars aan te sluiten
en het land voor dezelve te winnen gaven zij echter vaak
door woorden aan hun gevoel lucht en hun verlangen tot eene
vereeniging met hunne zuidelijke landgenoten te kennen2).
Zoodanig was de toestand der bevolking toen het onweer
1) Vgl. Mr. Philip van den Broecke, Gedenkschriften (uitgeg. door
J. N. Pattist in Archief Zeeuwsch Genootschap 1919) blz. 30. 31.
2) Vgl. voor de houding der Roomsch-Katholieken mijn Belgische
aanvallen, blz. 8, 9.