113
losbarstte. Naauwlijks was het oproer daar of een groot getal
vlugtelingen kwam in het district en begaf zich door hetzelve
verder naar de Noordelijke provinciën. Dit vlugten hield tot
omtrent het einde van September aan1).
Er werden intusschen bijna overal veiligheidswachten op-
gerigt zoo ter handhaving van de inwendige rust als ter
verdediging tegen mogelijke strooperijen van het Belgisch
gepeupel2Aan het mogelijke voornemen van het opge
worpen bestuur om dit district te doen bezetten werd weinig
of liever in het geheel niet gedacht. Men kon zich niet voor
stellen dat de Belgen in hunnen euvelmoed zoo ver zouden
zijn gegaan om ook nog sommige gedeelten van Oud-Neder
land voor zich te willen innemen. Men bedroog zich echter
hierin, dan wat moet men al niet van een verwaten en op
geblazen volk verwachten
De bekende optogt van een gedeelte onzes legers naar
Brussel vervulde de inwoners van het district, die echte
Nederlandsche gevoelens waren toegedaan, met de blijdste
vooruitzigten. Men hoopte dat men te Brussel het oproer
zoude breidelen en de onderwerping dier stad de herstelling
der rust in de overige oproerige gewesten zoude tengevolge
hebben. Vreeselijk klonk daarom ook onder ons de mare van
het ontruimen van Brussel door en het terugtrekken van onze
krijgsmagt3). Veel blijdschap verwekte dezelve onder de
Belgischgezinden onder ons en met moeite weerhielden zij
openbaar vreugdebetoon de voorzigtigheid echter gebood
hun niet voorbarig te werk te gaan. De rust werd dan ook
nergens gestoord.
Zoo leefden wij wezendlijk gerust voort tot op den 16 Oc
tober 1830 om ons ontwaken des te vreeselijker te maken.
Op dien dag des avonds zeer laat of liever in den nacht
kregen wij door den heer Van Dijk, rijksontvanger te IJzen-
dijke, berigt van het aanrukken der Belgen onder Grégoire,
1) Vgl. Van den Broecke, a.w. blz. 32.
2) Zie over de oprichting van burgerwachten mijn Belgische aan
vallen, blz. 17 vlg.
3) Op 26 Sept. 1830.
Archief 1936
8