125
hetgeen vooral aan de zijde van Aardenburg en Sint-Kruis
aanleiding tot eenige schermutselingen gaf1).
De Belgen hadden intusschen de sluis aan het zoogenaamde
Witte huis2) bij den Kapitalen Dam alsmede het Verlaat3)
bij de hofstede van Gregorius du Bosch, een heethoofdigen
omwentelaar wonende te Gent, bezet4). Deze Du Bosch was
dijkgraaf of directeur van de gecombineerde polders, welke
door de voorschreven sluis aan het Witte huis zich van het
water ontlastten, en had goedgevonden, in het dwaze en
ongerijmde denkbeeld verkeerende dat de Hollanders met
voorschreven sluis welligt een gedeelte van Oost-Vlaanderen
zouden hebben onder water gezet 5voornoemde punten eerst
met de ingezetenen uit de omstreken en daarna met Belgisch
krijgsvolk te doen bezetten Het ware te wenschen geweest
dat men bij de eerste aankomst van eenige krijgsmagt in dit
district voorschreven posten hadde doen bezetten, dan hadden
welligt alle de plaats gehad hebbende onaangename en voor
de ingezetenen schadelijke gebeurtenissen geen plaats ge
grepen, dan dit verzuim is al wederom een van die noodlottig
heden, die in het begin des Belgischen opstands, toen men
dat volkje als een buitengewoon en onweerstaanbaar men-
schenras beschouwde, vaak plaats hadden en niet zelden de
nadeeligste gevolgen na zich sleepten.
De zaken bleven intusschen in denzelfden staat behalve
dat men alle punten van toenadering of doortogt zooveel
mogelijk versterkte 7
Zoo naderde men de maand Augustus 1831 en vroeg in
den morgen van den 2en dier maand wekte het krijgsrumoer
1) Als voren, blz. 261.
2) Het Witte huis, sluiswachterswoning en tegelijk directiehuis van
het Waterschap van den Kapitalen Dam, zie als voren, blz. 186.
3) Een in de Linie of Passegeule gelegde conservatie- of wachtsluis
onder de gemeente IJzendijke, nog heden onder dien naam bekend staande.
4) Gregorius du Bosch, in 1813 sous-préfet te Middelburg.
5) Dit denkbeeld was niet zoo dwaas en ongerijmd als onze schrijver
het wil doen voorkomen, zie mijn Belgische aanvallen, blz. 182.
6) Als voren, t.a.p.
7) Als voren, blz. 208 vlg.