134
zelf destijds nog niet voltooid was, konden ze niet geplaatst
worden, en toen, in 1918, de Rijkscommissie voor de Monu-
mentzorg optrad, met gansch andere, en, naar thans algemeen
erkend wordt, zuiverder inzichten omtrent restauraties van
dezen aard, oordeelde zij dat deze 3 beelden, wijl zij niet
voldeden aan redelijk te stellen eischen van schoonheid, niet
meer geplaatst mochten worden.
Toen, in 1918 dus, waren er in de 5 nissen van den choer-
toren nog vier beelden aanwezig, en wel le een beeld van
Karei den Stoute, waarvan het niet onwaarschijnlijk is, dat
we hier al met een copie uit de eerste helft der XlXe eeuw
naar het origineel der XVle eeuw te maken hadden 2e het
beeld van keizer Maximiliaan 3e dat van Maria van Bour-
gondië en 4e dat van Philips den Schoone. Het vijfde en
laatste beeld in den choertoren, tevens het vijfentwintigste
en laatste in de geheele reeks, moest Karei V voorstellen,
doch hiervan was geen spoor meer over. Slechts een gebrek
kige teekening uit de XVIIIe eeuw en een oppervlakkig
teekeningetje uit de XlXe eeuw gaven een flauw denkbeeld
van het oorspronkelijke.
Onder leiding van prof. Odé, lid van de Rijkscommissie
voor de Monumentenzorg, heeft de beeldhouwer N. van der
Schaft toen een zuivere copie gemaakt van het nog aanwezige
doch beschadigde beeld van Maximiliaan. Hetgeen ontbrak
of beschadigd was werd er bij gefantaseerd. In 1921 is dit
beeld op z'n plaats gezet en het oude fragment verhuisde
naar de hal van het Stadhuis.
Deze werkwijze schonk echter slechts matige bevrediging.
Toen besloot men tot het verleenen van nieuwe, ditmaal vrije
opdrachten. Zoo heeft L. Zijl toen voor het beeld van Maria
van Bourgondië een nieuw ontwerp gemaakt en uitgevoerd en
in 1933 maakte dezelfde beeldhouwer een nieuw beeld van
Karei den Stoute.
Begin 1922 droeg de Rijkscommissie voor de Monumenten
zorg den Delftschen beeldhouwer H. J. Etienne op, een
ontwerp te maken voor een van de nog uit te voeren beelden.
Deze liet z'n keuze vallen op dat van Karei V. Ditmaal moest