XVI
Maanvisch. 26 November 1935 heeft H. Heijt Mzn. te
Westkapelle ons met prijzenswaardige activiteit medegedeeld,
dat hij dien ochtend bij het kustlicht te Zoutelande een
aangespoelden maanvisch, Orthagoriscus mola L., gevonden
had. Na overleg met het Zoölogisch Museum te Anjsterdam
is het dier nog dienzelfden dag aan die instelling toe
gezonden.
Naar aanleiding van een bericht hierover van de hand
van den heer B. W. F. von Brucken Fock in de dagbladpers
gaf Dr. H. C. Redeke in de Nieuwe Rotterdamsche Courant
van 3 Dec. 1935 Ochtendblad A een statistiek van 16 stran
dingen van maanvisschen aan de Nederlandsche kust sedert
1836, waarbij ook het exemplaar dat in November 1866 bij
Westkapelle aanspoelde en dat nu in ons museum berust.
Al deze strandingen hadden plaats op het einde van No
vember, in December of in het begin van Januari en Dr.
Redeke gaf in zijn artikel een theoretische verklaring voor
het verschijnen in dezen tijd van het jaar. Zijn statistiek kan
worden aangevuld met een bericht, door Dr. J. C. de Man
aangeteekend in een catalogus van ons museum 'In De
cember 1900 bij stormweer spoelde weder te Domburg een
groote Maanvisch aan.'
Sedert het vorige verslag in 'Archief' 1934 p. XX zijn
wederom vele fossiele beenderen uit de Zeeuwsche stroomen
geborgen in aangename samenwerking met het Rijksmuseum
van geologie te Leiden.
Aan de heeren F. J. L. M. Dhooge, Burgemeester der
gemeente Philippine en lid van het bestuur der visscherijen
op de Zeeuwsche stroomen, L. A. J. Bootsgezel te Breskens
en G. D. van Oosten te Yerseke zijn wij wederom dank ver
schuldigd voor de hulp, die zij in zoo ruime mate verleenden.
De vindplaats van mosselzaad en fossiele beenderen in den
Roompot in den herfst van 1933 was volgens mededeeling
van den hoofdopziener der visscherijen D. Bal gelegen op
51° 36' 14" N.B. en 3° 35' 10" O.L., midden strooms op een
diepte van 23,80 M., tusschen zwarte tonnen No. 3 en No. 4,