35 van Brigdamme overleed als banneling vóór 28 October 1331 t). Het is dus om te beginnen de vraag of hij over zijne goederen heeft kunnen beschikken. En ambacht in Brigdamme heeft hij stellig niet aan Claes van Borssele nagelaten, want in de rekening over 1331/3 komt deze niet voor onder de gerechtigden 2). Van de bijna 1500 gemeten ambacht in Brig damme was in 1357 een groot gedeelte, nl. ruim 600 gemet, in handen van heer Boudijn van Brigdamme (fol. 12v. Middelburg bezat ruim 300 gemet. Volgens de rekening over 1358/60 is Boudijn als deelhebber verdwenen en heeft Mid delburg recht op bijna 1000 gemet (fol. 18). Boudijn's portie was nl. tijdelijk aan de stad gekomen tengevolge van den zoogenaamden „oorlog voor Middelburg", in welken de abt van het Mariaklooster aldaar het leven verloor 3Claes van Borssele echter, die in 1357 overleed, heeft nimmer eenig ambacht in Brigdamme bezeten. Eerst in de rekening over 1366/9 komt een Borssele voor onder de gerechtigden, nl. wederom Gheerard en wel met de geringe hoeveelheid van 156)/2 gemet 99]^ roede (fol. 65). En het duurt tot 1393/4 voordat de dan levende Claes van Borssele, kleinzoon van den eerstgenoemden Claes, een belangrijk deel van Brig damme, nl. ruim 988 gemet, onder zijne bezittingen telt fol. 24 van de rekening over die jaren). Het geslacht heeft, zooals nu blijkt, zijne macht in Brigdamme even langzaam en stelsel matig opgebouwd als in Popkensburg. In lateren tijd schijnt men den kleinzoon met den grootvader, genealogisch den stamvader van den tak Borssele-Brigdamme, te hebben ver ward. Ook elders zorgden de Borsseles rijkelijk voor vermeerde ring van hun ambachtsbezit. Maar dit alles kon hunne zucht naar vrijheid niet bevredigen. Het Zeeuwsche leenrecht immers was gunstig voor den Graaf en schadelijk voor de leenmannen. 1) F. van Mieris, Charterboek van Holland en Zeeland, II, blz. 524. 2) Hamaker, a.w., I, blz. 294 vlg. 3) Nadere bijzonderheden over dezen „oorlog" zijn te vinden in het artikel van J. ab Utrecht Dresselhuis, Johannes van der Goes, in Nehalennia, 1850, blz. 185 vlg.

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1936 | | pagina 97