36
De leenen, nl. ambachten, tienden en landen, waren in Zee
land. anders dan in Holland, onbeperkt splitsbaar. De oudere
zoon ging niet voor den jongeren, doch de leenen werden
gelijkelijk onder de zonen van den overleden leenman ver
deeld. Dit belette het handhaven van groote, onverdeelde en
daardoor machtige leenen.
Vrij wilden de Borsseles zijn en vrij wilden zij ook de
andere edelen maken. Het leenstelsel gold gedurende de
latere middeleeuwen algemeen in de Frankische gebieden.
Verzet daartegen was dus nutteloos. Maar wel konden de
Zeeuwsche edelen trachten het in hun gewest geldende leen
recht om te buigen in dien zin. dat de splitsbaarheid werd
beperkt. Mr. R. Fruin heeft dezen strijd geschetst1).
Als het ambacht van Claes Heynrick Wissen zoon bij zijn
overlijden aan de grafelijkheid vervalt, geeft de Graaf het
bij charter van 29 December 1276 aan Claes' broeders Wul-
fard e.a. Komen de anderen hunne verplichtingen niet na,
dan zullen zij worden uitgesloten en het ambacht aan Wulfard
alleen toekomen2). In dit geval gelukte het opzet van Wul
fard, Heynrick's oudst in leven zijnden zoon, nog niet geheel.
De jongere broeders werden, zij het voorwaardelijk, als deel
hebbers in het vrijgekomen ambacht toegelaten.
Eenige jaren later had Wulfard's streven een beteren uit
slag. Van Borssele bezat een aanzienlijk grondgebied in het
Noorden van Walcheren, dat hij had gekocht van graaf
Floris. Bij akte van 12 November 1282 3schonk Wulfard
dezen grond, met zijn kasteel in Zandijk, aan gravin Beatrix,
die hem alles als een recht erfleen teruggaf. Het leen zou
vererven op zijn oudsten zoon had hij geen zoon dan op
zijne oudste dochter. De andere broeders en zusters kregen
recht op eene uitkeering. Bij ontstentenis van zoons en
dochters zou het goed in zijn geheel vererven op den
naasten verwant, man of vrouw, van den erflater. Graaf
1) In: De leenregisters van Bewesten Schelde, 14701535, blz. 25 vlg.
2) L. Ph. C. van den Bergh, Oorkondenboek van Holland en Zeeland,
II, nr. 325.
3) Van den Bergh, a.w., II, nr. 468.