37
Floris V bevestigde deze door zijne echtgenoote gesloten
overeenkomst.
Wulfard en zijne medestanders maakten gebruik van de
moeilijkheden tusschen Floris V en Vlaanderen om het tot
standkomen van eene algemeene regeling in den boven-
genoemden zin door te drijven. In Maart 1290 beloofden de
Zeeuwsche edelen trouw aan graaf Guy van Vlaanderen1),
die van zijne zijde, voor het geval, dat Zeeland Bewesten
Schelde in zijn bezit kwam, de invoering toezegde van een
leenrecht, zooals de edelen dat verlangden2). De scheids
rechters echter wezen het betwiste gebied toe aan Floris V.
Hunne uitspraak, d.d. 12 Juni 1290 3), bevat eene leenrechte-
lijke bepaling ten bate van de edelen 112). Den 30 Oc
tober van hetzelfde jaar verzoende zich de graaf op Westhove
met Wulfard van Borssele4) en stelde hij hem aan tot zijn
raad. Vervolgens werd te Veere den graaf eene nieuwe keur
voor Zeeland afgedwongen. Het stuk dateert van 13 No
vember 1290 5en regelt het leenrecht geheel zooals de edelen
het wenschen 815).
Maar de graaf hield zich niet aan de gedane beloften. Dit
had tot gevolg, dat heer Wulfard en de zijnen bij oorkonde
van 1 Augustus 1292 6opnieuw trouw zwoeren aan den
graaf van Vlaanderen. Ditmaal echter behield Floris V de
overhand. Den 1 Mei 1296 erkent Wulfard, met zijne broeders
Rase en Jan. alsmede Gillis van der Poel, hem als hun leenheer
en de keur van Floris den Voogd uit het midden der 13e eeuw
als het in Zeeland geldende recht7).
Vrijheid beteekent om te beginnen gelijkheid met de andere
partij. Wulfard van Borssele echter schoot zijn doel voorbij.
1) Van den Bergh, a.w., II, nr. 666.
2) Van den Bergh, a.w., II, nr. 668.
3) Van den Bergh, a.w., II, nr. 723.
4) Van den Bergh, a.w., II, nr. 745.
5) Van den Bergh, a.w., II, nr. 747.
6) Van den Bergh, a.w., II, nr. 825.
7) Zie voor de moeilijkheden van het tijdperk in het algemeen
H. Obreen, Floris V.