JAARVERSLAG OVER 1942/43, UITGEBRACHT IN DE ALGEMEENE VERGADERING VAN 26 MEI 1943 DOOR DEN SECRETARIS Mr. J. G. VELTMAN FRUIN. Geachte Toehoorders Gij zult het ongetwijfeld kunnen billijken dat, nu mij voor de eerste maal het voorrecht te beurt valt als secretaris het jaarverslag te mogen uitbrengen, mijn gedachten uit gaan naar hen, aan wien deze taak onder de meest uiteenloopende omstandigheden in vroeger tijden was toevertrouwd. De levensgang van het Zeeuwsch Genootschap der Weten schappen is, gedurende deze 174 jaar, niet onbewogen ge weest, zooals begrijpelijk is voor een ieder, die zich rekenschap geeft van de omwentelingen, welke zich in dat tijdvak op maatschappelijk gebied hebben voltrokken, hoewel een weten schappelijk genootschap daarbij geen leidende rol pleegt te spelen, doch veelal volstaat met het registreeren der blijvende veranderingen. Moge aldus een zekere paralleliteit aan te wijzen zijn, die beider levenstempo verbindt, het gevaar, dat in schijnbaar onbewogen tijden een gestadig breeder wor dende kloof de toch steeds in spanningen, levende Maat schappij van het wetenschappelijk leven scheidt, is verre van denkbeeldig. En juist een genootschap als het onze, dat zijn tweede eeuwfeest tegemoet gaat, hoede zich voor een oordeel a la Fontane „Man wird nicht besser mit den Jahren, Wie sollt'es auch man wird bequem. Und bringt, um sich die Reu zu sparen, Die Fehler all' in ein System."

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1943 | | pagina 5