X voleindigen. Maar ook bij Dr. Unger was deze teere kwestie in uiterst deskundige handen. Ten volle vertrouwd met deze materie wist hij, met een beroep op Dr. van Gelder, vice-voor zitter der Rijkscommissie voor de musea, een beslissing te doen uitstellen, en ook ditmaal bleek uitstel afstel. Hoewel talrijke individueele Duitschers het museum be zochten, waarbij de concierge er behagen in schepte hun aan dacht op een Hebreeuwsch schriftuur te vestigen, bleef het van een officieel bezoek verschoond. Trouwens toen het dui delijk werd, dat Walcheren zwaar omstreden zou worden, verdween een deel der tentoongestelde voorwerpen naar de duinen in Holland, onder leiding van den heer Brevet, waar zij hun spoedige bevrijding tegemoet zien een ander deel, de Nehalennia-steenen, onder een der abdijtorens gebracht, is reeds naar het museum teruggevoerd. Het gebouw zelf heeft vriend en vijand binnen zijn muren geherbergd. In 1940 vond het Provinciaal Bestuur er een onderkomen. Van zijn erkentelijkheid getuigt de kluis. De bouwkosten daarvan nam het voor 50 voor zijn rekening. Tijdens de laatste dagen der bezetting bivacqueerden er Duitsche soldaten, terwijl beneden een 150 vluchtelingen een schuilplaats hadden gevonden.Tenslotte huisde hier gedurende korten tijd een afdeeling van de O.D., die ons als aandenken een stukgestookte kachel achterliet. De werkzaamheden vonden zooveel mogelijk onveranderd plaats; niet langer werd aan de bepaling de hand gehouden, dat de leden, secundum ordinem, een lezing moesten houden. Het benoemen van nieuwe leden bleef achterwege, niet in de laatste plaats om den vijand geen voorwendsel tot ingrijpen te geven. Na de zaken moge ik Uw aandacht vragen voor de per sonen. Zoo straks heb ik herinnerd aan de bijzondere positie waarin onze Joodsche medeleden kwamen te verkeeren. Geen hunner werd door ons van de ledenlijst afgevoerd. Het initia tief daartoe is door hen zelf genomen. Zij hebben ons daar door ongetwijfeld groote moeilijkheden bespaard. Het gevoel van erkentelijkheid, dat ons tegenover hen past, wordt evenwel overschaduwd door de diepe deernis, waar-

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1946 | | pagina 10