XIII
In den loop van 1941 werd op initiatief van het bestuur
door Uw vergadering besloten ontheffing te verleenen van een
wetsbepaling, voorschrijvende het houden van voordrachten
door de leden secundum ordinem. Men was van meening, dat
de moeilijke omstandigheden voor velen Uwer tengevolge der
bezetting deze afwijking billijkten. Thans echter behooren deze
jaren tot het verleden en er schijnt geen aanwijsbare reden de
oude traditie niet wederom in eere te herstellen. Het bestuur
is er zich daarbij volkomen van bewust, dat de bezwaren, die
nu eenmaal verbonden zijn aan het moeizaam herstel in veel
hoogere mate beslag op U zullen leggen, dan het geval was
in de jaren, die aan den tweeden wereldoorlog voorafgingen.
Doch behalve de voorschriften der wet, waaraan men zich
niet blijvend mag onttrekken, moge ik U er aan herinneren,
dat enkele problemen, die in deze naoorlogsche periode om
oplossing vragen, voor velen aanleiding zullen kunnen zijn
tot een zich bezinnen op de meer algemeene, diepere voor
waarden, wier erkenning en analyse voor een goed begrip van
wat meer duidelijk aan den dag treedt, moeilijk blijvend kan
worden verwaarloosd. Het wil mij voorkomen, dat de resul
taten van dezen arbeid belangrijk genoeg zullen zijn om stof
te leveren voor een voordracht, die niet alleen Uw medeleden
met belangstelling zullen aanhooren, doch den auteur zelf
zullen dwingen tot een praestatie, die zijn eigen wetenschap
pelijke vorming slechts ten goede kan komen. Ik denk in dit
verband aan de geesteswetenschappen in het algemeen, aan
die van het recht in het bijzonder. Door enkelen Uwer is
ongetwijfeld kennis genomen van een voordracht, gehouden
door prof. Pompe te Utrecht, waarbij hij een beschouwing
wijdde aan het z.g.n. principe van Feuerbach nullum delictum,
nulla poena sine praevia lege poenali. Het daarin neergelegde
beginsel bedoelde de betrekking tusschen het individu en de
gemeenschap binnen de sfeer van het strafrecht te omschrijven
op een wijze, die tot voor korten tijd van zelfsprekend en
blijvend werd geacht, doch thans aan felle critiek blootstaat.
Maar dit protest vormt slechts de uiting op een beperkt gebied
van een veel algemeenere reactie tegen bepaalde conclusies,