17
Dit gedicht De Groot heeft er later betere gemaakt,
maar voor een dertienjarige jongen is het lang niet onver
dienstelijk vult de eerste bladzijde van zijn inscriptie. De
jonge Hugeianus had nog een tweede bladzijde nodig om uiting
te geven aan zijn gevoelens van sympathie voor zijn oudere
studievriend. Bovenaan deze bladzijde (afb. 3) schrijft hij in
de Hebreeuwse grondtekst de wijze woorden van het 9de vers
van de 119de Psalm: Waarmede zal de jongeling zijn pad
zuiver houden Als hij dat houdt naar Uw woord. Daarop
volgt een citaat uit de Noctes Atticae van Gellius (XVI, c. 1
een aanhaling van de Griekse schrijver Musonios
'Edv xi ngdgfls xalöv fiexa nóvov, ukv nóvog olyexai, xo de
xaXöv fiévei: èdv xi noirjorjg alo/QÓv fiexa f/óovrj;, xö ftèv fjdv
oï%exat, xö aioyQÖv fjévei21).
Daarna schrijft hij een citaat uit Propertius, Elegiae (II,
XV, 20) af: Verus amor nullum novit habere modum22),
en tenslotte ondertekent hij dit alles als volgt Jonae Reygers-
bergio juveni cordatissimo xai duvuovi, cum quo parvo ante
tempore mihi inita est societas parvo post tempore continuanda.
nisi locus amorem non disjungeret, Merenti Maerens P. Hugo-
ianus Grotius 23
Grynaeus (Johan J acob), [Bazel]24 October 1598
(blz. 419). Johannes Jacobus Grynaus (15401617),
sinds 1575 hoogleraar te Bazel, eerst in de uitlegkunde van
het Oude, later in die van het Nieuwe Testament. Zie over
hem: A.D.B., X, S. 71.
Guttus (Josua), Bazel, 25 October 1598 (blz. 518).
Misschien een zoon van de juridische hoogleraar Johann
Gut (15551629), sinds 1587 aan de universiteit van Bazel
verbonden.
21Indien gij met moeite iets schoons tot stand zult brengen, dan
verdwijnt de moeite, maar het schone blijftmaar indien gij met vreugde
iets lelijks doet, dan verdwijnt de vreugde, maar het lelijke blijft.
22) Ware liefde weet dat zij geen enkele grens heeft.
23) Aan Jonas Reygersberg, de zeer verstandige en uitnemende jonge
man, met wie ik voor kort een vriendschap heb gesloten die binnen kort
zal worden voortgezet, tenzij de afstand deze genegenheid uiteendrijft.
Aan (zijn) verdienstelijke (vriend) (wijdt dit) de diepbedroefde Hugoianus
Grotius. Met de P. voor Hugoianus weet ik geen raad. De jonge De
Groot schreef dit kort voor Jonas' reis naar Engeland, die de kort tevoren
bevriend geworden studenten tijdelijk van elkaar scheidde.