31 Scaliger (Josephus), Leiden, 26 Juni 1596 (biz. 51 Josephus Justus Scaliger (15401609), geboren in Zuid- Frankrijk uit een Italiaanse familie, sinds 1562 Calvinist, 1573 professor te Genève, sinds 1593 professor honorarius te Leiden, maar ontheven van het college-geven. Deze veelzijdige geleerde, die vooral als Latinist en Graecus internationale bekendheid genoot, was op wetenschappelijk gebied een weg bereider van ongemene betekenis. Een omvangrijke lijst van publicaties staat op zijn naam. Zie over hem N.N.B.W., V, kol. 660—667. Zijn inschrift in Jonas' album, even somber als dat in het album van Petrus Hondius, luidt als volgt Caput tenebris exerentes literas, Quas longa curis excolit sensim dies, Repente dirus Martis, et sophistices Fugabit aestus non reversuras statim. Morbi ingruentis est medela segnior Quam morbus, aevo crescit occulto nemus, Puncto, sequacis ignis afflatu perit. Vigore lento nostra crescunt corpora Statim labascunt. tarda virtutum augmina Cito opprimuntur, non reviviscunt cito41). Onder de opdracht volgt dan nog, in grote letters, het be kende citaat uit Vergilius' Aeneis (2, 325), dat hij ook onder zijn beide inscripties in het album van Petrus Hondius schreef Fuimus Troes (Wij, Trojanen, wij zijn er geweest, het is met ons gedaan). Schotte (Simon), Leiden, 23 Maart 1596 (blz. 481). 41) De volgende metrische vertaling van dit gedicht van Scaliger met zijn hier en daar gedrongen constructie ben ik eveneens aan Dr Burgersdijk verschuldigd. De wetenschap beurt boven neev'len 't hoofd omhoog In lengt' van tijd met koest'ring langzaam aan verfijnd, Als haar wilde oorlogswaanzin en mooipraterij Verjagen gaat, dan keert ze, eilaas, niet spoorslags weer. Van ziekte in woek'ring is 't heelmiddel slapper dan De ziekte. In langverscholen eeuwen groeit een woud, Dat plots door laaiend, fel aanwakk'rend vuur vergaat. Door taaie krachtsontwikk'ling groeit ons lichaam staag, Tot 't eensklaps wankelt, 't Traag aanwassen aller deugd Wordt snel verpletterd, doch niet snel herleeft het weer. Men vindt het gedicht in Iosephi Scaligeri Poëmata propria Latina et Graeca (Lugd. Bat., 1615), p. 119, no. XXXII, I, p. v. Martis (van Mars) staat daar in r. 3 mortis (d.i. van de dood).

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1946 | | pagina 55