32
Simon Schotte (f 1645), zoon van de Middelburgse burge
meester Jacob Schotte en oudste halfbroer van Apollonius, die
hieronder volgt, en Jacob, die burgemeester van Middelburg
en een der rechters van Oldenbarnevelt was. Simon werd als
Simon Scotius Middelburgensis 16 Februari 1593 in de lette
ren te Leiden ingeschreven en behoorde tot de Zeeuwse stu
denten, die in 1595 te Middelburg een toneelvoorstelling
gaven, waaraan ook Apollonius medewerkte. Hij werd in 1599
secretaris van Middelburg en in 1627 lid van de Raad van
State. Ook was hij afgevaardigd naar de Dordtse synode.
Zie over hem Pieter de la Ruë, Staatkundig en heldhaftig
Zeeland (Middelburg, 1736). blz. 82 Nagtglas, II, blz. 606.
Zijn inschrift in Jonas' album luidt In silentio et spe.
Homo qui scientiam suam ad usum non transfert. similis est
arbori. quae folia tantum habet, non etiam fructum42).
Schwendig (Andreas), St. Andrews. 3 Augustus
1597 (blz. 466). Hij was afkomstig uit Denemarken en dus
waarschijnlijk een Deens student, die tijdelijk te St. Andrews
studeerde.
Scotius (Apollonius), z. pl. en d. (blz. 485).
Apollonius Schotte (f 1639), een jongere halfbroer van de
hierboven genoemde Simon Schotte. Hij werd als Apollonius
Scotius Middelburgensis 16 Mei 1591 te Leiden in de literaire
faculteit ingeschreven. Prof. Dr. J. te Winkel stelt de vraag,
of de Latijnse tragedie Ajax, die hij in 1595 mee hielp opvoe
ren, misschien van zijn hand was. Ook deze vermogende
burgemeesterszoon ondernam na de voltooiing van zijn studie
in Leiden, samen met zijn minder gegoede vriend Antonius
Walaeus, een reis langs de hogescholen van Bazel, Bern,
Genève, Lausanne en Heidelberg. In 1602 werd hij pensio
naris van Middelburg, in 1610 raadsheer in de Hoge Raad.
Hij was een geleerd man, die met vele geleerden en letterkun
digen in vriendschappelijk verkeer stond zo las hij o.a. op
verzoek van Hooft de proeven van de Nederlandsche Histo
riën mee. Ook met Hugo de Groot was hij bevriend. Hij
maakte naam als Latijns dichter, terwijl de Zeeusche Nach-
tegael enkele niet onverdienstelijke Nederlandse gedichten
van zijn hand bevat. Zie over hem N.N.B.W., VI. kol.
1231—1232.
42) In hoopvol zwijgen. De mens die zijn wijsheid niet ten nutte maakt
is gelijk aan een "boom, die wel bladeren draagt, maar geen vruchten.