58
De laatste Vlissingse rector was Henricus van Royen 90
Deze was in 1760 te Noordwijk aan Zee geboren, bezocht de
Latijnse school te Leiden en studeerde aan de Academie aldaar
bij de bekende Hellenisten Valckenaer en Ruhnken. Een innige
vriendschap verbond hem met den gevierden kanselredenaar
H. van der Palm. In Vlissingen werd Van Royen zeer
gewaardeerd en hij zag zijn verdiensten beloond met den titel
lector Historiarum et Linguae Graecae (1791). Hij was een
vaardig Latijns versificator en schreef o.a. een Carmen elegia-
cum in Michaëlem de Ruyter, dat hij voordroeg in de Waalse
kerk op 8 Maart 1789 99
De kwaliteiten, die Van Royen als docent bezat, komen
duidelijk naar voren in de beschrijving, die hij geeft van zijn
lessen aan den jeugdigen dichter Antony van der Woordt.
Deze was de zoon van een welgesteld zakenman in Vlissingen,
die tot de patriottische partij behoorde 100Bellamy, met wien
hij bevriend was, raadde hem aan zijn zoon te laten onderrich
ten in de Latijnse en Griekse talen. Dit was volgens hem het
zekerste middel om het talent van zijn zoon tot ontwikkeling
te brengen, die heel weinig voor kantoorwerkzaamheden
voelde. Als docent verwees hij hem naar den rector van de
Latijnse school Van Royen, die eerst enige maanden in Vlis
singen werkzaam was. Op 13 Sept. 1785 gaf Van Royen zijn
eerste privaatles aan den bijna 16-jarigen Antony van der
Woordt. Terstond wist Van Royen zich aan te passen aan
de bijzondere behoeften van zijn begaafden leerling. Reeds na
enige weken liet hij hem een gemakkelijken Latijnsen auteur
lezen, nadat hij hem de droge beginselen van het Latijn snel
had bijgebracht. De syntaxis leerde hij hem volgens de directe
methode bij de lectuur. Het speet Van Royen zeer, dat zijn
begaafde leerling in Juli 1787 wegens de politieke omstandig
heden Vlissingen overhaast verliet om zich te Amsterdam te
vestigen.
In 1795 ging Van Royen in de politiek en vertrok hij uit
Vlissingen. Later werd hij staatsraad. In 1844 overleed hij in
Den Haag.
98) Zie over hem N.N.B.W. III, kol. 1102 sq. (Zuidema). Zijn portret
is beschreven Zelandia Illustrata I. p. 552.
99) Zie Inventaris van het Archief etc., p. 126. Voor J. Ermerins,
Eenige Zeeuwsche Oudheden. 4de stuk. p. 222 sq. (1788), vertaalde hij
de Latijnse elegie ter ere van Joh. Gruterus, den voornaamsten stichter van
het Paradisus Mariae bij Reimerswaal.
100) Zie C. J. Wenckebach. Levensberigt aangaande A. van der
Woordt. 's-Gravenhage 1843, p. 86 sq. Over hem zie ook N.N.B.W. X,
kol. 1236 (M. M. Prinsen).