HET ALBUM AMICORUM VAN JONAS VAN REIGERSBERCH 1578—1611), DOOR Dr. P. J. MEERTENS. Jonas van Reigersberch 1is waarschijnlijk de tweede zoon uit het huwelijk van Pieter van Reigersberch (15471602), burgemeester van Vere, en diens tweede vrouw Mayken Clais (Maria Nicolai) (f 1643), en dus een oudere broer van Maria, de vrouw van Hugo de Groot. Hij werd omstreeks 1578 te Vere geboren, waar hij zijn kinderjaren zal hebben door gebracht, maar reeds op 10 Augustus 1591 wordt hij aan de Leidse hogeschool als student in de theologie ingeschreven, op dezelfde dag als zijn beide stadgenoten Gaspar Apollo- nius2) en Jacobus Miggrodius3). In de zomer van 1595 voerde hij met negen andere Leidse studenten uit Zeeland afkomstig, Jeremias van Dale, Simon en Apollonius Schotte, Jacob van Miggrode, Matthias Looper, Sebastiaen Oollaertsen, Josias van Vosbergen, Abraham Isacq en Johan Fernando Visscher, voor de leden van de Staten van Zeeland en andere genodigden te Middelburg enkele stukken van Sophocles, Seneca en Plautus op, waarvoor de Staten hun „boven alle oncosten, gedaen in 't erigeren van de stellingen, schilderen, kleederen ende anderssins" nog een gratificatie van 25 Vlaams schonken4). Reigersberch, die mannen als Trelcatius, 1) Over hem schreven Pieter de Ia Ruë, Geletterd Zeeland2 (Middel burg, 1741), blz. 511514, en F. Nagtglas, Levensberichten van Zeeu wen, II (Middelburg, 1893), blz. 480—481. 2) Deze studeerde in de rechten en was in 1612 en 1613 burge meester van Vere. 3) Deze, een zoon van de bekende Jan van Miggrode, was in 1572 te Vere geboren en stierf als predikant te Middelburg in 1645. Zie over hem De Ia Ruë, t.a.p., blz. 250251 en Nagtglas, t.a.p., blz. 181. 4) Notulen van de Staten van Zeeland, 1595, blz. 141 en 159. De jonge Antonius Walaeus maakte een lofdicht op deze voorstelling Pros- phonematicum ad doctiss, nobilissimosque adolescentes Lugduno Bat. in patriam Zelandiam, per ferias canicuiares, reduces ibique publice exhi- bentes spectandos Aiacem flagel, Sophoclis Herculem furent. Senecae. Capteivos Plauti. Anno 1595 (in Ant. Walaeus, Opera omnia, II (Lugd. Bat., 1648), p. 501—502).

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1946 | | pagina 23