XVI 8. de munten van Nederland na de invoering van een alge mene munt. Nadere bestudering van het probleem en nader in te winnen adviezen zullen mij hopelijk in staat stellen de grenzen van het wenselijke en mogelijke nader vast te stellen. De aanwinsten der collectie zijn de laatste jaren vrij onbe langrijk geweest. Het ontbreken van de middelen om in voorkomende gevallen Zeeuwse stukken aan te kopen, is hierbij van grote invloed geweest. Tegen het eind van het Ge nootschapsjaar bereikte mij echter het bericht dat de sceatta's, gevonden op het Domburgse strand en tot nog toe deel uit makende van de collectieVan Adrichem Boogaert, door jhr H. J. van Adrichem Boogaert te Oostkapelle aan ons Genoot schap waren geschonken. De schenker verdient hiervoor zeker grote dank. Mevr. dr ZadoksJosephus Jitta, bij uitstek des kundig inzake de beschrijving van deze zo moeilijk te determi neren muntjes, heeft zich bereid verklaard de collectie voor lopig te beschrijven. Zij bevat 8 Romeinse munten, 146 sceatta's (waaronder begrepen enkele Merovingische muntjes), 17 stuks Karolingische, 41 stuks diversen, in totaal 212 stuks. Voorts kan ik U mededelen dat de munten, gevonden op het strand en in de duinen van Schouwen en verzameld door wijlen den heer Hubregtse, na langdurige omzwerving thans onder mijn beheer gekomen zijn. Zij bereikten mij in een zeer ongeordende toestand en het vergelijken der stukken met de destijds door mej. de Man vervaardigde beschrijving reken ik tot mijn taak voor het komende jaar. Bij het volgende verslag hoop ik U een lijst der tot beide collecties behorende muntjes te kunnen aanbieden." De conservator van het Kabinet van Natuurlijke Historie bericht ,,In 1947 is in sommige Nederlandse dagbladen het bericht verschenen, dat te Middelburg in een veenlaag een gewei van een reuzenhert en een schedel van een beer gevonden waren. Ik heb de moeite genomen dit bericht te controleren. Het ver-

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1949 | | pagina 20