2
pachters (kasteleins) werd uitgeoefend, vooral de bijkans wan
hopige strijd tegen het water zien. En niet zozeer de over
stromingen, maar het te hoge grondwaterpeil en de verzilting
van de bodem waren de belangrijkste factoren, die de ont
wikkeling belemmerden. In 1546 schrijft men in een „Visitatie
en meting van den Rand van Walcheren" Item, nu compt er
de haeven van Welsinghe met den sluys, daer men toe behoert
te ziene, dat hij mochte dichte zin, wandt die arme scamele
landtsman duer dat soute watere vele van zine beesten jaarlixs
verliesen ende hem afsterven dat jammer es, ende es eene
groete scathinge voir den armen scamele lieden2). De Wal-
cherse bodem was zeer laag en drassig, zodat men nog in de
tweede helft der 19e eeuw het .Waterhofje" onder Welsinge
's winters slechts per schuit bereiken kon. Naast bruikbare
weilanden was goed bouwland een uitzondering, en het bedrijf
loonde slechts door de afzet van vee voor de proviandering
van de Compagnies-schppen. De beruchte veepest, ter be
strijding waarvan in dit gewest in 1744 de eerste plakkaten
verschenen, had echter tot gevolg dat men op grote schaal
weiland scheurde om zich op de akkerbouw toe te leggen3).
Het grondbezit van de schamele landman, dat omstreeks 1720
praktisch waardeloos was, werd tegen het einde van de eeuw
weer van meer betekenis door het stijgen van de graanprijzen,
zodat na 1790 ook de arbeiders zich kleine plaatsjes (spulletjes,
gedoetjes) of tuinderijen (kroterieën) konden verschaffen4).
De landbouw bleef echter primitief en zelfs in het midden van
de vorige eeuw was kalk-, gier- of groenbemesting nog nage
noeg onbekend, zodat na een zes- of zevenjarige bebouwing
braakliggen vereist was. De slagen waren na de braak op het
zwaar bemeste land koolzaad of gerst tarwe, witte bonen of
erwten tarwe paardenbonen tarwe, vlas of mede 5). Men
sprak toen van koolstoppeltarwe, witte-boonlandse en zwarte-
boonlandse tarwe. Bedroeg de oogst van de eerste 30 hectoliter
per ha. die van de tweede was 25 en van de laatste 20. In tegen
stelling tot het eerst in de 17e eeuw bedijkte St-Joosland waren
2) Archief Zeeuwsch Genootschap, 1912, blz. 147.
3) H. J. Boerendonk, Historische studie over den Zeeuwschen Land
bouw (diss.), (Den Haag, 1935), resp. blz. 58, 176/177, 293/294.
4) A. Geschiere, Het leven van den Walcherschen boer gedurende de
laatste twee eeuwen (Bruinisse, 1933).
5). J. van Hertura, Landbouwkundige beschrijving van een gedeelte
der Provincie Zeeland betreffende hoofdzakelijk de eilanden Walcheren,
Schouwen en Zuid- en Noord-Beveland (Tijdschrift tot Bevordering van
Nijverheid, dl. 3. 1836) blz. 176, 181.