20 Afb. 6. Voorgevel van ,,'t Blauwe Huus" te Ouddorp. rijen zijn afgebeeld, laten slechts dwarsdeelschuren zien36). De landbouw week evenmin af om de zeven jaar legde men braak en verbouwde dan het eerste jaar tarwe of koolzaad het tweede tarwe of gerst, het derde en vierde mede, het vijfde vlas, het zesde erwten, witte- en paardebonen of weder om tarwe. Het langsdeeltype van Tolen week geenszins af van do terloops vermelde bestaande vorm op Goeree-Overflakkee er behoort tot een afzonderlijke boerderijengroep, die van de Vlaamse-schuurtypen. De Vlaamse schuur (met langsdeel naast de tasvakken) vindt waarschijnlijk zijn oorsprong in de middeleeuwse grania der Cisterciënserkloosters. In het begin der 17e eeuw drong deze de Baronie van Breda binnen en verdreef nog voor 1700 de Frankische schuur met dwarsdeel tussen de tasvakkenuit West-Brabant, In de bedrijfsruimte van de daar inheemse Saksische hoeve nam men nu achter de potstal de Vlaamse schuur op. Tevens trad een nieuwe gebintvorm op, want daar één buitenstijlruimte tot langsdeel diende, moest deze in ver band met het binnenrijden van de oogstwagens zowel breed als hoog zijn. Aan die zijde werd de gebintbalk derhalve niet door de stijl gestoken, maar er met een overstek overheen gelegd. Naar de vrije zijde van deze deel verplaatste men vervolgens (om de voedering te vergemakkelijken) in een uitbouw de paardenstallen. 36) Alq. Rijksarchief, Cat. Hingman nrs 2788 (gedeelte van Tolen, Iman de Waier fee. 1674), 2789 (St-Annaland, dezelfde landmeter, 1681), 2793 (Scherpenisse en Westkerke, gebr. Hattinga, 1752).

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1951 | | pagina 44