31 niet eens een schoorsteen voorhanden was. en het licht, door slechts weinige vensterglazen invallende, ter naauwernood eenig schijnsel kon geven. Een enkel vertrek, met gras of hooi bestrooid, bevatte het gansche gezin, diende voor slaap- en woonkamer tevens en werd dikwerf nog gedeeld met varkens en ander vee, hetwelk gewoon was zich op de bij de deuren liggende mesthopen op te houden" 58 Gallee, die in tegenstelling tot zijn lange verhandelingen over de Friese en Saksische gebieden over Zeeland nauwelijks een bladzijde wist te schrijven, gaf dit gewest op de typen- kaart dezelfde arcering als de Brabantse zandgronden met het Frankische langgeveltype 57De schrijvers van de bekende overzichten, die wij niet behoeven te noemen, volgden hem in deze opvatting, die zoals zal blijken toch een grond van waar heid bevat. Sommigen gaan iets minder ver en spreken van een afzonderlijke langgevelvorm 58enkelen onthouden zich van een oordeel 59 Slechts Uilkema heeft zich in de afstammingsgeschiedenis verdiept 80). Op een dwaalspoor gebracht door de overeen komst tussen de nieuwe Zeeuwse gebintvormen met opgelegde balk en het Friese gebint, en tussen de oud-Zeeuwse koestal (met open boxen door een schot met voerluiken gescheiden van de voergang langs de tas) en de oude Terschellinger stal kwam hij echter tot de slotsom, dat de Zeeuwse en Friese typen verwant waren en een gemeenschappelijke stamvorm moesten bezitten. O.i. kan van zulk een verwantschap geen sprake zijn. In de eerste plaats heeft het woongedeelte van de Zeeuwse boerderij, gelijk wij konden nagaan, een ontwikkeling doorgemaakt, die geheel afwijkt van die van het Friese type en stond dit deel van de hoeve niet in verbinding met de bedrijfsruimte. Bovendien zijn er tal van andere verschillen 56) J. ab Utrecht Dresselhuis, Wandelingen door Zuid- en Noord- Beveland (Goes, 1832), blz. 179180. 57) J. H. Gallee, a.w., pi. LXI. 58) Cl. V. Trefois. De bouw der boerenhoeven, in Volk van Neder land. o.r.v. J. de Vries (le dn. A'dam, 1937) blz. 113114, gevolgd door P. J. Bouman, De geschiedenis van den Zeeuwschen landbouw in de negentiende en twintigste eeuw en van de Z.L.M. 18431943 (Wage- ningen, 1946), blz. 6367. 59) J. Jans, De Zeeuwse boerderij (R.K. Bouwblad 1934/35, blz. 369373); S. J. v. d. Molen. Het boerenhuis in Nederland, in Volk van Nederland (3e dn. A'dam, 1943). 60) K. Uilkema, Hen en ander over het boerenhuis in Nederland (Verslag van een lezing in Handelingen van de Mij. der Ned. Letterk. 1922—23) blz. 40—41.

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1951 | | pagina 57