50
geschikte burgers te vervangen. Ook de ambtenaren dienden
bovengenoemde verklaring te tekenen. Het verrichte werd
door het Administratief bestuur goedgekeurd 17).
Dergelijke commissies ter (re)organisatie van de plaatselijke
besturen zien wij in de maanden Maart en April ook op de
andere eilanden aan het werk. Een naar Hollands model
gemaakte Instructie voor de gemeenteraaden in de steden
en gerechten ten plattelande binnen het voormalig gewest
Zeeland" werd 22 Mei 1798 door het Uitvoerend Bewind
geapprobeerd, die gezien de werkzaamheid der commissies wel
wat als mosterd na de maaltijd kwam. Art. 4 van deze instruc
tie bepaalde nog, dat de gemeenteraden zich hadden te ont
houden van alle wetgevende macht alleen ,,tot conservatie"
van rust en welvaart konden zij een bekendmaking doen uit
gaan, mits zij daarvan direct kennis gaven aan het Admini
stratief Bestuur18).
Misschien ten overvloede mag hier nog gewezen worder,
op de eenheid van bestuur en rechtspraak, die op de dorpen
door dezelfde personen werd uitgeoefend. In het rapport van
evengemelde commissie heeft men het over de organisatie vai!
de „plaatselijke besturen", terwijl ook enkele malen over „ge
rechten" gesproken wordt in de zin van gemeentebesturen.
De zojuist genoemde instructie heeft het over de gemeente-
raden van de gerechten. Ook de publicatie van 24 Mei 1796
spreekt over de gecombineerde „collegiën van policie en recht
banken". De memories der ambachtsheren vermelden in dit
verband de aanstelling van ambtenaren „in het politique en
judicieele". Het woord municipaliteit of gemeentebestuur was
in de steden sinds 1795 in zwang, maar sedert 1798 ziet men
het ook op het platteland gebruiken. Hoewel in 1798 een
commissie benoemd werd tot organisatie van de rechterlijke
macht en in 1800 zelfs maatregelen voorgeschreven werden tot
overbrenging van de rechterlijke archieven van de oude naar
de nieuwe colleges19), vond afsplitsing van de rechtspraak
eerst plaats na de inlijving, elf jaar later. Merkwaardig, maar
niet verwonderlijk, gezien de positie van de ambachtsheren in
Zeeland, is het feit dat in de meeste gemeente-archieven op
het platteland, uitgezonderd de vroegere smalsteden, geen
17) Het rapport bevindt zich bij de resoluties van 6 April 1798 (Inv.-
Staten, nr 459).
18) Inv. Staten nr 456, res. van 4 en 25 Mei 1798.
19) L. W. A. M. Lasonder, Inventaris rechterlijke enz. archieven
(1914), p. 30.