60
Staten door het comité werd gericht. Hiermede was de taak
van het comité ten einde in de vergadering der Provinciale
Staten van 30 Januari 1873 werd met 27 stemmen voor en
8 stemmen tegen het gewijzigd ontwerp-reglement aangeno
men, waarin ook aan de laatste bedenking, die van Belgische
zijde tegen dit ontwerp was geopperd, werd tegemoet gekomen.
De laatste bedenking, want tussen het indienen van de Me
morie van Grieven en het verzenden van het zoeven bedoelde
adres, waren de meeste bezwaren, die tegen het ontwerp be
stonden, door Gedeputeerde Staten weggenomen, en de laatste
bedenking, die nog in de weg stond, was niet door Gedepu
teerde Staten, doch bij wege van amendement tijdens de
behandeling in de openbare zitting van 8 November 1872 door
de Staten zelve aangebracht.
Teneinde een en ander te verduidelijken, schijnt het wen
selijk, nadat hiervoor een aaneengeschakeld verhaal is gegeven
van de faits et gestes van het Belgische comité, nog even in
het kort te vermelden, wat er inmiddels met het ontwerp-
reglement in Zeeland was geschied.
Gedeputeerde Staten hadden in Maart 1872 hun ontwerp
behalve aan de leden der Provinciale Staten, o.m. toegezonden
aan de besturen en beheerders der polders en waterschappen
in Zeeland, ter kennisneming, zowel van die besturen of be
heerders, als van de ingelanden, teneinde al deze in de ge
legenheid te stellen bezwaren, indien zij mochten bestaan, aan
de Provinciale Staten mede te delen. De ontvangen berichter
der polder- en waterschapsbesturen werden door Gedepu
teerde Staten in een tweetal nota's verwerkt, die aan de leden
der Provinciale Staten werden uitgereikt. Uit die berichten
was wel gebleken, dat bij een zeer groot deel der polder
besturen, als ook bij vele ingelanden, ernstige bezwaren be
stonden tegen de uitsluiting van vreemdelingen, als door Ge
deputeerde Staten gewild opmerkelijk is daarbij, dat het
verzet zich niet bepaalde tot Zeeuwsch-Vlaanderen, doch dat
het in alle delen van de provincie werd gehoord. Inmiddels
was het algemeen verslag van het verhandelde in de afdeling
met betrekking tot het voorstel van Gedeputeerde Staten in
de zomerzitting van 1872 niet meer uitgebracht en was, op
voorstel van de voorzitter, besloten, de behandeling er van
uit te stellen tot de najaarszitting. In de vergadering der Pro
vinciale Staten van 7 November 1872 kwam dit verslag in
behandeling, doch inmiddels hadden Gedeputeerde Staten,
nadat hun uit het verslag gebleken was, dat bij de Staten geen