61
mindere tegenstand bestond tegen hun voorstellen, dan bij de
meerderheid der polderbesturen en bij de Belgische grond
eigenaren, bij nota van wijziging verschillende ingrijpende
wijzigingen in hun voorstel aangebracht, waardoor aan de
gerezen bedenkingen werd tegemoet gekomen. Van harte ging
dit niet in de toelichting op artikel 39 schreven Gedeputeerde
Staten in de missive, waarmede de nota van wijziging aan de
leden der Provinciale Staten werd aangeboden Ofschoon
wij van oordeel blijven dat het deelnemen door vreemdelingen
aan het polderbeheer, 't welk een deel van de openbare huis
houding van den Staat uitmaakt, in meer dan een opzigt be
denkelijk te achten is, hebben wij, bij den vrij algemeenen
tegenstand in de afdeelingen tegen hunne uitsluiting van het
stemrecht hierom ging het vooral bij de bezwaarden in
de algemeene vergadering geopenbaard, na rijp beraad, en ten
einde de tot standkoming van het reglement zoo mogelijk te
verzekeren, gemeend ons voorstel dienaangaande te moeten
wijzigen. Dit scheen ons zonder zeer groot bezwaar te kunnen
geschieden, wanneer, gelijk wij bij de artt. 92 en 93 (oud)
voorstellen, aan de vergadering van ingelanden, zooveel mo
gelijk alle publiekrechtelijke bevoegdheid ontnomen wordt en
tevens waarborgen worden gegeven, dat het belang van den
lokalen waterstaat in ons gewest niet door een overwigt van
vreemde grondeigenaren in de waagschaal kan worden ge
steld." Men moet, dit lezende erkennen, dat Gedeputeerde
Staten zich op sierlijke wijze uit de moeilijkheid hebben gered.
Aan de bezwaren, dat een vreemdeling in den vervolge vrijwel
rechteloos zou zijn, werd tegemoet gekomen, doordat het voor
hem, evenals voor elke Nederlandse ingeland mogelijk werd
gemaakt als stembevoegd ingeland op te treden, zich als
zodanig te doen vertegenwoordigen of zelf als vertegenwoor
diger op te treden. Daarnaast bleef, dit overigens m.i. terecht,
het voorschrift behouden, dat men, om te zijn dijkgraaf, plaats
vervanger van de dijkgraaf, gezworen of ontvanger-griffier,
Nederlander moet zijn, terwijl de keurbevoegdheid, die aan
vankelijk in de artikelen 92 en 93 van het ontwerp was neer
gelegd, daaruit werd geschrapt, terwijl voor die polders of
waterschappen, waarin stemgerechtigde vreemdelingen één
derde of meer van het getal stembevoegden in de polder of het
waterschap uitmaken, bepaald werd dat de begroting van in
komsten en uitgaven de goedkeuring van Gedeputeerde Staten
behoeft. Door deze wijzigingen werd dus tegemoet gekomen
aan de bezwaren van hen, die meer op het publiekrechtelijk