64
Gedeputeerde Staten van Zeeland zich van deze waarheid,
een der pijlers van de rechtstaat, nog ten volle waren bewust.
Provinciale Staten waren evenwel een andere gedachte toe
gedaan en gevoelden, het blijkt ten duidelijkste uit het alge
meen verslag van het verhandelde in de afdelingen, in over
grote meerderheid meer voor opportuniteit dan voor legaliteit.
Het is dan ook allerminst verwonderlijk, dat een, in de ver
gadering der Staten van 30 Januari 1873 door het lid Mr van
Eek ingediend amendement om de oorspronkelijke redactie
van artikel 64, zoals die luidde vóór de aanneming van het
amendement-Fokker, te herstellen, met grote meerderheid werd
aangenomen en wel met 27 stemmen voor en 8 tegen, derhalve
ongeveer een gelijke stemmenverhouding als gebleken was bij
de aanneming van het amendement-Fokker in de vergadering
van 8 November 1872. Men kan dit als een inconsequentie
betitelen, men kan ook spreken van een doorbreken van beter
inzicht, aan de lezer wordt de keuze gelaten.
Hiermede was het, tenslotte nog blij-eindigend, drama af
gelopen het reglement, zoals het ten leste door de Staten was
vastgesteld, mocht de Koninklijke goedkeuring verwerven,
waarvan in de zitting van 1 Juli 1873 mededeling werd gedaan,
welke mededeling voor kennisgeving werd aangenomen. De
Minister van Binnenlandse Zaken had de mededeling van de
Koninklijke goedkeuring vervat in een missive, waarin met
betrekking tot de onderhavige materie werd opgemerkt ,,Wa'
de beperkende bepalingen betreft omtrent het vereischte van
het Nederlanderschap voor het lidmaatschap van een polder
bestuur, daaraan schijnt een.e, naar mijn oordeel, min juiste
opvatting van het wezen en den aard van waterschappen, zoo
als de geschiedenis van het ontstaan en de ontwikkeling dier
ligchamen deze doet kennen ten grondslag te zijn gelegd.
Waterschappen zijn vóór alles vereenigingen van grondeigen
dommen tot voorziening in eenig gemeenschappelijk water
staatsbelang. Elk grondeigenaar, of die ten aanzien van dit
belang met een grondeigenaar is gelijk te stellen, zoo als een
erfpachter of vruchtgebruiker, is als zoodanig geroepen aan
de regeling en het beheer van de gezamenlijke belangen deel
te nemen, hetzij als lid van het waterschapsbestuur, hetzij als
stembevoegd ingeland. Men is lid van eene dijks- of water-
schapsvereeniging, niet uit vrijen wil. maar door de ligging
van zijn grond omdat men een goed bezit, dat door de werker
dier vereeniging wordt gedekt dat eigendom schept verplich
tingen en rechten. De nationaliteit des eigenaars, welke het