6 11 GOES De oorsprong van Goes ligt in het duister. Dr. R. A. Soetbrood Piccardt, die zich met de geschiedenis der stad het uitvoerigst zij het niet altijd feilloos heeft bezig gehouden, heeft de oorsprong van Goes gezocht in een „villa" (hoeve) aan de Gusaha niet Gosaha die in een aantekening betreffende een schenking aan de abdij Lauresham bij Worms van goederen, gelegen in Zeeland, ten jare 775/6 zou worden vermeld Van verband met een „villa" is echter, als men het stuk goed leest, helemaal geen sprake. Twee honderd jaar later wordt, in een opgave van de bezittingen der Sint-Baafsabdij te Gent, van Curtagosum gesproken, dat reeds Kluit als Goes interpreteerde het eerste deel van het woord wekt associaties op met een curtis, een landhoeve, die als oorsprong van het latere landbouwcentrum Goes bijna sym bolisch zou zijn te achten. Maar de moderne wetenschap legt ook hier verband met oude waterstaatkundige verhoudingen. Volgens de etymoloog dr. P. L. Tack betekent Goes, uit het oud-Hoogduitse woord gusu afgeleid, ter bruisende beek of sprink (geul of kreek). En stellig komt deze verklaring der waarheid meer nabij dan het ganzensprookje van Reygersberch of de niet minder gewrongen interpretatie van zijn voortzetter Boxhorn, die meende, „alsoe Goes in de overoude Danske en de Nederduytsche tale beteyckent een gantsch-welighe, vrucht bare aerde". dat ter Goes met „in een vetten en wel-lustighen acker geleghen" kon worden verklaard De heer Van Liere, die zich laatstelijk met deze kwestie heeft bezig gehouden, heeft de mogelijkheid van verband tussen Gusaha en Goes weer vergroot door de ontdekking, dat de rentmeestersrekening van 1330/31 van de Goezeeke op Noord-Beveland melding maakt2). Als deze met de in het landschap ontdekte getijdegeul ten noorden van Goes mag worden geïdentificeerd, zou de oude naams verklaring der stad tot op zekere hoogte in ere kunnen worden hersteld. Vaster grond ten aanzien van de geschiedenis der stad krijgen wij eerst in de 13e eeuw onder de voeten. Welke ook 1Zie diens Bijzonderheden p. 8 en n. 11. Het stuk is afgedrukt Oorkondenboek van Holland en Zeeland I nr 8 een betere weergave vind' men in de nieuwe uitgave van dit werk van dr. Obreen onder nr 9. 2) W. N. C. G. van Liere in Nomina Geographies Neerlandica XIV (1954) p. 105 vlg.

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1957 | | pagina 20